vrijdag 21 juni 2024

Plantjes

vrijdag 14 juni 2024

Ik is drie

‘Ik is drie!’
Wat gaat het hard. Kleindochter heeft alweer drie kaarsjes uitgeblazen. En iedereen mag het weten. Ik is drie, ik is drie, klinkt het voor iedereen die het horen wil. En ook voor wie het niet horen wil. Ik glimlach, ze is zo blij dat ze weer een jaartje ouder is. Dat werkt bij opa’s precies omgekeerd.


Toch heb ik er wel wat moeite mee. Niet dat ze weer een jaartje ouder is, oh nee, het wordt juist steeds leuker. Ook niet omdat ik daardoor natuurlijk ook weer ouder ben geworden, dat is onvermijdelijk. Nee, de foute werkwoordsvervoeging zit me wat dwars. Mijn onderwijsbloed kruipt waar het in dit geval nog niet gaan mag. Maar toch:

‘Ik ben drie!’ verbeter ik haar. Ik kijk haar glimlachend aan in de veronderstelling dat ze keurig nazegt.


Haar reactie is echter tegenovergesteld.

‘Nee, ik is drie!’ zegt ze heel gedecideerd, terwijl ze met een wat bozige blik haar armen over elkaar doet.

Ik kniel voor haar neer en geef haar een aai over haar bolletje.

‘Nee, ik ben drie, lieverd!’ zeg ik.

‘Nee!’ roept ze boos, terwijl ze naar haar moeder rent. ‘Ik is drie! Toch, mama?’

Mijn dochter glimlacht en tilt haar op: ‘Ja hoor, je bent al een heel grote meid!’

Mijn kleindochter kijkt me vanaf de arm van haar moeder bijna triomfantelijk aan. ‘Ik is drie, hoor opa!’


Het lijkt een discussie te worden die ik niet kan winnen, misschien zelfs ook niet wil winnen.

Toch probeer ik het, tegen beter weten in, nog één keer:

‘Nee, ik ben drie!’


Ze kijkt haar moeder nog even aan. Allebei schudden ze hun hoofd. Dan kijkt mijn kleindochter me aan met een belerend gezichtje en heft een waarschuwende vinger:

‘Nee opa, ik is drie. Niet jij!’

Tja en daar heeft ze wel een punt.

vrijdag 10 mei 2024

Serveerster

‘Kijkt u eens, laat het u smaken!’

vrijdag 12 april 2024

Tandpasta

‘Schat, waar is de tandpasta?’

De badkamer heeft blijkbaar weer een grote beurt gehad. Alles heeft zijn vaste plaats verlaten.

‘Oh, die heb ik weggegooid. Die was toch op?’ klinkt er van beneden.

Ik schud stilzwijgend mijn hoofd. Er zat nog een beetje in. En ook voor het laatste beetje is betaald, zei mijn moeder altijd.

‘Neem die van mij maar, die staat op het schapje!’

 

Mijn vrouw heeft nogal wat problemen met haar gebit en op advies van de tandarts koopt ze nu van die speciale tandpasta. Met ook een speciale prijs. Ik poets altijd met de goedkoopste, daar krijg ik het ook mee schoon en heb zelden wat aan mijn kauwapparaat. Ik moet grinniken bij die gedachte.

 

Ik pak de tandpasta van mijn vrouw van het schapje en smeer een dotje op mijn borstel. Al piekerend over de belastingaangifte die ik nog moet doen begin ik mijn gebit te schrobben.

Eigenaardige smaakjes hebben die dure tandpasta’s. Er zitten dan ook allemaal rare stoffen in met van de pseudowetenschappelijke namen als titanium dioxide, potassium nitrate en cocomidopropyl betaïne. Van die namen alleen al krijg ik uitslag. Ik vind het maar vies zulke tandpasta’s, maar ja, wie mooi en gezond wil blijven moet pijn lijden, toch?

 

Ik spoel mijn mond en terwijl ik mijn tandenborstel terugzet, zie ik op het andere schapje de tandenborstel van mijn vrouw staan, met daar achter… haar tandpasta! Huh? Waar heb ik dan net mee gepoetst?

Ik pak de tube die ik net gebruikt heb erbij en lees: ontharingcrème! Gatver de gatver! Mijn tong glijdt over mijn tanden, maar dat voelt niet anders aan. Voor de zekerheid poets ik ze toch nog maar een keer, heel grondig, met echte tandpasta. Dat smaakt toch wel een stuk beter.

Ik schuif de tube ontharingcrème zover mogelijk naar achteren op het schapje, met het etiket duidelijk zichtbaar naar voren. Ik wil niet dat mijn vrouw dezelfde vergissing begaat. Hoewel… zal het ook helpen tegen haren op de tanden? Ik besluit die opmerking maar voor mezelf te houden.

vrijdag 15 maart 2024

Pakje

'Nee, ik heb geen pakketje in ontvangst genomen. Sorry. Misschien bij de buren aan de andere kant.'' Ik knik, bedank mijn buurvrouw. Maar ook bij de andere buren zijn ze niet geweest.

Ik baal. Tussen vier en half zes stond er in het mailtje. En ik reed ruim voor vieren de straat in toen de melding kwam dat het pakketje al is afgegeven. Er stond alleen niet bij waar.

Wat nu? Ik heb mijn vrouw verzekerd dat het pakje op tijd zou zijn. Een cadeau voor haar broer die vanavond zijn tentoonstelling opent in een gerenommeerde kunstgalerie. Ze is zo trots op hem - terecht - dat ze dat niet ongemerkt voorbij wil laten gaan.

,,Het is toch wel op tijd, hè?'' zei ze en voegde er onheilspellend aan toe: ,,Anders doe ik je wat!'' Dat klonk niet als een grapje.

Gisteravond al kreeg ik een mailtje van de winkel dat het opgehaald was. Dus het zou zeker op tijd komen. En nu is het zeker niet te laat, nee, helaas te vroeg. Maar waar?

Voor de zekerheid ga ik nog even bij de overburen langs, maar alle drie zijn niet thuis. Ik besluit de klantenservice te bellen. Tot mijn verbazing word ik meteen geholpen.

Het is afgegeven, meldt de medewerker. Maar nee, ze kunnen niet zien waar. Dat staat niet in het systeem. ,,Misschien is het afgegeven bij het dichtstbijzijnde agentschap, dat gebeurt wel vaker",' oppert ze. Ik bedank haar en rij naar de supermarkt waar dat agentschap zit.

,,Nee, hier is uw pakje niet'', zegt de man achter de balie, nadat hij de QR-code heeft gescand. 'Maar heeft u wel in uw brievenbus gekeken? Meestal laten ze een berichtje achter.''

Stom, dat ik daar niet eerder aan had gedacht! Ik haast me naar huis. Maar helaas geen briefje op de deurmat. ,,Ah daar ben je. Je zou toch op vier thuis zijn voor het pakje.'' Mijn vrouw komt met natte haren de trap af. ,,Maar goed dat ik eerder thuis was, de vergadering ging niet door. Kon ik mooi dat pakje in ontvangst nemen. Je had gelijk hoor. Keurig op tijd.''

Ik knik en besluit verder maar te zwijgen. Lijkt me beter.

vrijdag 16 februari 2024

Gewoon een botsing

‘Wat is er precies gebeurd?’
De ambulancebroeder probeert met die vraag de aandacht van de jongen op de grond te trekken.
Die kijkt vanonder zijn pet en gevoerde capuchon naar zijn rechterbeen. Die ligt in een rare kronkel
naast zijn snorfiets.

‘Nou, die loco gaf gewoon geen voorrang. Ik kwam hier gewoon rustig aanrijden en chapang rijdt die
bandi gewoon zo de weg op. Au, gek, wat doe je?’
‘Je reed dus rustig en botste tegen die meneer op?’ zegt de broeder wat ongelovig terwijl hij
vakkundig het been strekt.
‘Die sjappie moet gewoon uitkijken, ja! Ik sla gewoon over de kop.’

Dat deed hij inderdaad toen hij tegen mijn fiets aanbotste. Hij kwam met een flinke klap neer. Ik en
ook mijn fiets hebben wonderwel niets. Zelfs mijn hoed zat nog op zijn plaats.

‘Dan heb je nog gezwijnd. Het had erger kunnen zijn,’ zegt de broeder.
‘Jij noemt mij zwijn? Ik zal jou gewoon…’ Hij probeert overeind te komen, maar valt meteen weer
terug. ‘Tering!’
‘Ik zeg alleen dat je geluk hebt gehad. Gaf je geen voorrang?’
‘Wat zeg jij nou? Hij komt van rechts, wie heeft er dan gewoon voorrang, ja?’
De broeder kijkt me aan met een knipoog en antwoordt: ‘Tja, wie van rechts komt…, doe even je
capuchon af, dan kan ik ook even naar je hoofd kijken.’
‘Nee, weet je wel hoe koud het is, blobsop, echt niet.’
De broeder schudt zijn hoofd: ‘Ja, lege ruimtes zijn ook moeilijk warm te houden.’

Samen met zijn collega legt hij de jongen onder vreselijk gejammer op de brancard en lift die op.
‘En helm zou geen kwaad kunnen,’ zegt hij tegen de jongen en draait zich dan naar mij om: ‘ook wel
een goede tip voor u!’
Ik knik, ik weet het, maar als grappig excuus zeg ik: ‘Maar dat is toch geen gezicht, een helm met een
hoed erop!’
De broeder grinnikt terwijl hij de brancard naar binnenduwt.
‘Maar die valt er toch gewoon meteen af, gek!’ klinkt het van achter uit de ambulance.
Ik grinnik: ‘Blijkbaar is mijn humor niet voor een breed publiek!’
Ook de broeder grinnikt als hij de deur achter zich dicht trekt: ‘Gewoon parels voor de zwijnen,
meneer!’

vrijdag 26 januari 2024

Bouwmarkt

‘Bij het plaatmateriaal, meneer, daar loopt ook een medewerker.’
De vrouw achter de klantenbalie van de bouwmarkt wijst me de weg. Ik heb twee perspex plaatjes nodig, maar kon het natuurlijk weer niet vinden. Maar inderdaad, bij het plaatmateriaal loopt gelukkig een medewerker.

‘Ik zoek perspex, waar kan ik dat vinden? Ik heb al gezocht, maar ik zie het nergens. Het is hier zoeken als naar een speld in een hooiberg.’
De jongen, zo te zien van allochtone afkomst, kijkt me even aan.
‘Da’s een spreekwoord,’ verduidelijk ik, ‘voor iets dat moeilijk te vinden is.'
Hij loopt voor me uit naar een schap waar plaatmateriaal opgeslagen is.
‘Hoeveel heeft u nodig?’ vraagt hij.
‘Kunnen ze ook op maat gezaagd worden?’
Hij knikt.
‘Twee plaatjes van 42 bij 21,5. Kan dat heel precies. Het luistert nogal nauw.’
Ik realiseer me dat ik alweer een zegswijze gebruik die mogelijk niet begrepen zou kunnen worden.
‘Da’s ook een uitdrukking,’ voeg ik voor de zekerheid maar toe.
En weer knikt hij, hoewel het me niet duidelijk is of hij het begrepen heeft.
‘We hebben in Nederland overal uitdrukkingen voor,’ zeg ik wat gegeneerd.

Hij gaat aan de slag. Heel nauwkeurig zaag hij de plaatjes op maat, precies zoals ik had gevraagd.
Hij geeft mij de twee plaatjes en pakt een schrijfblokje uit zijn borstzak en noteert daar iets op. Hij scheurt het blaadje af en overhandigt dat eveneens.
‘Geeft u dit af bij de kassa als u gaat afrekenen,’ zegt hij.
‘Oh, ik moet ervoor betalen, da’s jammer!’ Met een grapje probeer ik het gesprek nog een vrolijke wending te geven.
Hij kijkt me even aan en glimlacht. ‘Ja,’ zegt hij dan, ‘bij ons in Nederland moet je overal voor betalen. Boter bij de vis. Da’s een uitdrukking.’
Ik voel langzaam een warm gevoel naar mijn hoofd stijgen, mompel een bedankje en een tot ziens en haast me naar de kassa en de auto. Gauw naar huis, naar de koffie. Het koekje heb ik al. Van eigen deeg.