vrijdag 14 juni 2024

Ik is drie

‘Ik is drie!’
Wat gaat het hard. Kleindochter heeft alweer drie kaarsjes uitgeblazen. En iedereen mag het weten. Ik is drie, ik is drie, klinkt het voor iedereen die het horen wil. En ook voor wie het niet horen wil. Ik glimlach, ze is zo blij dat ze weer een jaartje ouder is. Dat werkt bij opa’s precies omgekeerd.


Toch heb ik er wel wat moeite mee. Niet dat ze weer een jaartje ouder is, oh nee, het wordt juist steeds leuker. Ook niet omdat ik daardoor natuurlijk ook weer ouder ben geworden, dat is onvermijdelijk. Nee, de foute werkwoordsvervoeging zit me wat dwars. Mijn onderwijsbloed kruipt waar het in dit geval nog niet gaan mag. Maar toch:

‘Ik ben drie!’ verbeter ik haar. Ik kijk haar glimlachend aan in de veronderstelling dat ze keurig nazegt.


Haar reactie is echter tegenovergesteld.

‘Nee, ik is drie!’ zegt ze heel gedecideerd, terwijl ze met een wat bozige blik haar armen over elkaar doet.

Ik kniel voor haar neer en geef haar een aai over haar bolletje.

‘Nee, ik ben drie, lieverd!’ zeg ik.

‘Nee!’ roept ze boos, terwijl ze naar haar moeder rent. ‘Ik is drie! Toch, mama?’

Mijn dochter glimlacht en tilt haar op: ‘Ja hoor, je bent al een heel grote meid!’

Mijn kleindochter kijkt me vanaf de arm van haar moeder bijna triomfantelijk aan. ‘Ik is drie, hoor opa!’


Het lijkt een discussie te worden die ik niet kan winnen, misschien zelfs ook niet wil winnen.

Toch probeer ik het, tegen beter weten in, nog één keer:

‘Nee, ik ben drie!’


Ze kijkt haar moeder nog even aan. Allebei schudden ze hun hoofd. Dan kijkt mijn kleindochter me aan met een belerend gezichtje en heft een waarschuwende vinger:

‘Nee opa, ik is drie. Niet jij!’

Tja en daar heeft ze wel een punt.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten