"Gazellig.”
Mo kijkt naar alle lichtjes in de straat. Nederland pakt weer uit met kerst.
Het is gezellig, niet gazellig", verbeter ik hem. Hij kijkt me aan en zegt
Oké, gezelligl” Hij herhaalt het nog een keer.
Mo is, na een viucht voor zijn leven, pas twee jaar in Nederland, maar
spreekt onze taal al behoorljk goed. Zo goed zelfs, dat hij af en toe al beeld-
spraak gebruikt. Laatst zei hij op een goede manier ‘daar komt de aap uit
de mouw’. Ik moest daar vreselijk om lachen. Maar soms merk je dat hij
nog lang niet alles beheerst.
"Ik vind dat zo'n fijn woord, gezellig, wij hebben dat niet in onze taal. In
het Engels ook niet, toch?" Hij kijkt me vragend aan. Nee, het schijnt in-
derdaad een typisch Nederlands woord te zijn, heb ik weleens gelezen.
"Ik vind dit zo gezellig", zegt hij wijzend naar alle kerstlampjes in de tui-
nen en de huizen.
"Ja, dat is het ook, grappig dat jij dit als moslim ook zo vindt" Hij kijkt
me verbaasd aan. "Waarom zou ik dit niet leuk vinden?"
"Nou, het is een christelijk feest en uh ja_jij bent uh..."
Hij knikt even, kijkt me dan aan en schudt zijn hoofd. ,Jij weet niet dat
dit feest eigenlijk helemaal niet christeljk is."
Nou ben ik het die vragend kijkt.
"Allang voor jullie profeet is geboren, vierden mensen al feest met licht.
De dagen werden langer, de zon keerde terug. Dat vierden ze met grote
vuren. De christenen hebben het feest gepikt”
"Ja, maar die kerstboom dan?” probeer ik nog.
Mo schudt zijn hoofd weer, Die is toch groen?” Hij wijst naar een spar in
een voortuin. "Is van lente die weer komt. Is niet van Jezus. In Bethlehem
groeit die boom niet. Jullie zouden hebben een olijfboom of palmboom in
jullie kamer." Hij proest het uit van het lachen.
Dat wist ik niet", zeg ik wat beschaamd. Ik kijk ineens met andere ogen
naar die bomen en die lampjes.
Hij kijkt me glimlachend aan. "Wat zeggen jullie in Nederland? Jij bent
geen licht?"
Mo blijft bijna in zijn lach, de tranen lopen over zijn wangen. Ik lach
mee, maar wel als die beroemde boer met kiespijn
vrijdag 13 december 2024
Kerst mis
vrijdag 18 oktober 2024
Autowassen
‘Zo! Ben je de auto aan het wassen?’
Tja, als je je auto aan het afsponzen bent, kun je deze vraag verwachten. Een totaal overbodige vraag natuurlijk, want iedereen kan zien wat je aan het doen bent. Ik heb dan wel eens de neiging om te antwoorden in de trant van: nee, ik ben de heg aan het knippen. Lijkt me zo leuk om te zien hoe mensen dan reageren.Maar dat doe je niet. Dat hoort ook niet. Dit zijn gewoon vaste opmerkingen die horen bij mensen die elkaar kennen. Buurtgenoten, familie, vrienden of vage bekenden. Op de een of andere manier zijn dit opmerkingen die een soort band kweken tussen mensen. Zo van: we kennen elkaar en we vinden elkaar ook niet onaardig.
‘Ja, het was weer eens nodig,’ antwoord ik, terwijl ik doorga met het inzepen van mijn auto. ‘Ik denk dat de laatste keer wel drie maanden geleden was.’Mijn buurtgenoot grinnikt. ‘Ja, dat ken ik, ik moet de mijne ook maar eens onderhanden nemen.’Ik voel hem al aankomen de dooddoener, het cliché, de platitude, de voorspelbare opmerking: zal ik hem er even naast zetten?Maar ik ben mijn buur voor: ‘Jammer dat je hem er niet naast kan zetten, hè?’ Ik wijs naar de bezette parkeerplaatsen naast mijn auto.
De buur glimlacht. Hij kent de regels van dit spel. Je hoort mekaar een beetje af te troeven tijdens dit soort gesprekken. Wel typisch iets voor mannen, denk ik. Terwijl ik doorga met mijn auto een opfrisbeurt te geven, kletsen we nog even wat over ons hofje, het gebrek aan speelvoorzieningen voor de kinderen, de gebrekkige gemeente en natuurlijk het weer.
En als ik de slang weer aandoe om de auto af te spoelen, is dat het signaal dat het gesprek ten einde is. Hij loopt naar zijn huis en ik maak mijn klus af.
Als ik met mijn emmer en slang naar de schuur loop, groet ik nog even een andere buur die zijn heg aan het knippen is: ‘Goedemorgen buurman, lekker in de tuin bezig?’Hij recht zijn rug even en zegt dan met een glimlach: ‘Nee, ik ben mijn auto aan het wassen!’
vrijdag 20 september 2024
B&B vol liefde
‘Moet jij geen B&B vol liefde kijken?
Het is al tien voor negen als ik fris gedoucht beneden kom. Mijn vrouw zit achter de computer, blijkbaar iets aan het bestellen. En dat is vreemd. Normaal staat op dit tijdstip de tv aan en is ze niet meer aanspreekbaar. Zoals blijkbaar half Nederland gaat ze dan op in het wel en wee van mensen die naarstig op zoek zijn naar liefde. Ik heb wel eens een fragment gezien, maar mij kan het niet bekoren.
Vroeger kon ik nog wel eens neerbuigend doen over dit soort programma’s, maar ik zie nu wel in dat het voor veel mensen de ultieme manier van ontspannen is. En wat is daar op tegen?
En niet alleen vrouwen zijn fan. Laatst hadden we vrienden te eten. Supergezellig. Alleen moest ik afhaken toen B&BVL aan de orde kwam. Ik heb wijselijk mijn mond gehouden, maar wel geamuseerd zitten luisteren hoe ook het andere mannelijk lid van het gezelschap er blijkbaar veel plezier aan beleeft.
‘Nee, het is afgelopen. Helaas!’ Mijn vrouw laat een zucht horen.
‘Ah, da’s jammer!’ antwoord ik. En dat meen ik oprecht. Mijn vrouw geniet van het programma en ik vermaak me dan prima met mijn boek, wat rommelen op mijn kamer en met een half oog naar voetballen kijken.
‘Maar gelukkig begint Boer zoekt vrouw en Ik vertrek eerdaags weer. En Grenzeloos verliefd!’ zegt mijn vrouw zonder van het scherm op te kijken.
Tja, er zijn wel erg veel programma’s die dezelfde gevoelige snaar bij bepaalde kijkers raken. Leuk voor de liefhebbers, maar persoonlijk word ik er wel een beetje moe van.
‘Ik ga weer naar boven,’ zeg ik, terwijl ik de deur naar de gang open.
‘Wat ga je doen, dan?’ vraagt mijn vrouw, ‘toch niet voetballen kijken? Dat is tegenwoordig elke avond. Ik word daar zo moe van!’
Ik doe mijn mond open om wat te zeggen, maar doe het maar niet. Het is goed zo. Allebei tevreden.
vrijdag 6 september 2024
Urgentie
‘Jij schrijft toch van die stukjes in de krant?’
Het gebeurt me niet vaak dat ik daarop aangesproken word, behalve dan natuurlijk door familie en vrienden. Maar hier op het verjaardagsfeestje van Irma verbaast het me niet. Zij is zo’n fan van mijn verhaaltjes, dat iedereen het moet weten.
‘Ik schrijf inderdaad wel eens iets wat gepubliceerd wordt,’ antwoord ik met gepaste bescheidenheid.
‘Niet onaardig,’ zegt hij met een zuinig mondje, ‘allemaal echt gebeurd?’
Ik schiet in de lach. ‘Nee hoor, allemaal uit m’n duim gezogen. Zo heet mijn website ook: Duimzuigelingen.’
‘Oh, je hebt zelfs een website voor die verhaaltjes. Hoeveel staan erop? Een stuk of vijf?’ zegt hij wat minachtend.
‘Nou, het zullen er ondertussen een kleine veertig zijn, schat ik. Maar ja, maakt weinig uit, er kijkt bijna nooit iemand op duimzuigen.blogspot.com’
‘Dat verbaast me niet.’
‘Oh, hoezo dat?’
‘Ja, weet je, je verhaaltjes missen een boodschap. Ze gaan eigenlijk nergens over, ze missen urgentie.’
Urgentie! Het modewoord van 2024. Ik krijg er spontaan jeuk van. Alles moet tegenwoordig een diepere laag hebben of een boodschap.
‘Tja,’ zeg ik, ‘je hebt gelijk, mijn stukjes zijn gewoon kleine, grappige anekdotes. Niks meer of minder.’
‘Irma zegt dat jij die stukjes in Gelderlander schrijft waar zei zo enthousiast over is. Leuk je eens te ontmoeten.’ Ze geeft me een hand en de man haar lege glas. ‘Ach, Hans, haal jij eens even een glas Chardonney voor je vrouw.’
Hans doet zijn mond open, maar loopt zonder wat te zeggen naar de keuken.
‘Ik moet altijd zo lachen om die verhaaltjes. Echt heel leuk.’
‘Nou, je man denkt er anders over. Hij mist er wat in.’
‘Oh, urgentie zeker,’ ze schudt veelzeggend haar hoofd, ‘weer zo’n bedrijfscursus gehad. Je wordt er zo moe van.’
Ik knik begrijpend.
‘Maar dat is het niet, hoor. Hij is gewoon jaloers.’
‘Jaloers?’ vraag ik.
‘Ja, hij heeft ook drie stukjes geschreven voor die rubriek. Omdat Irma het altijd over jouw verhaaltjes heeft, zei hij dat hij dat ook wel kan.’
‘Oh, wat leuk,’ zeg ik zonder enthousiasme.
‘Maar daar wringt de schoen. Ze zijn nooit gepubliceerd. Ah, daar is mijn wijn. Dank je, lieverd! Ik zie Anja daar, moet ik even gedag zeggen.’
Terwijl ze wegloopt, komt Hans weer bij me staan.
‘Nog even over die verhaaltjes…’
Ja en daar heb ik nu effe geen zin meer in. ‘Sorry, maar ik moet even naar de wc. Met grote urgentie.’ Ik kan het niet laten.
vrijdag 23 augustus 2024
Regen
‘En hoe was je vakantie?’
De scholen zijn weer begonnen en daar staan we weer. Bij het hek, aan het eind van de schooldag, wachtend op ons kroost. En we hebben elkaar natuurlijk veel te vertellen, zoals altijd eigenlijk. Over het wel en wee van de kinderen, de leukste recepten, de jas van de moeder van Claire, B&B vol liefde, het weer en nu natuurlijk over de vakantie.
'Praat mee er niet over. Wat een drama!’ zegt de moeder voor me tegen de vrouw die naast haar staat. ‘Van de drie weken hadden we meer dan twee weken regen. Ik werd er totaal gek van. En de kinderen helemaal. En die moet je dan ook nog eens al die tijd bezig houden.’
‘Jullie dus ook al. Wij precies hetzelfde. Ik was het helemaal zat. Eerst zaten we vier dagen in de bloedhitte en toen barstte het los. Een knetterend onweer en daarna drie dagen onafgebroken regen. Het enige wat nog droog was, was het zwembad. Dat hadden ze afgedekt. Ik zei tegen Evert: als het nu niet ophoudt, gaan we naar huis!’
‘En?’
‘Nou, we zijn naar huis gegaan en wat denk je, kom je thuis, regent het.’
Ik kijk mijn buurman even aan, die met een blik van verstandhouding glimlachend terugkijkt.
‘Maar om het een beetje goed te maken voor de kinderen gaan we met ze naar de Efteling.’
‘Oh, wat leuk, wanneer?’
‘Zaterdag.’
‘Zaterdag? Maar dan regent het!’
‘Ja, ik weet het, maar dat mag de pret niet drukken.’
‘Zo is het maar net, wat maakt een beetje regen nu uit.’
‘Precies, we kunnen toch wel wat hebben? Oh, daar zijn ze!’
Terwijl de dames hun kinderen tegemoet lopen, kijk ik hoofdschuddend mijn buurman aan.Hij grinnikt: ‘Ze zijn zelf ook net als het weer: wisselvalligheid troef!’
vrijdag 9 augustus 2024
Vitesse
‘Vitesse heeft het gered, hė, ze blijven bestaan!’
Ome Gerrit kijkt me vanuit zijn rolstoel wat smalend aan.
‘Hebben ze ook weer eens een keertje wat gewonnen,’ zegt hij spottend.
Ik grinnik. Zo ken ik hem. Lekker mopperend. Sinds hij in het verpleeghuis zit bezoek ik hem minstens een keer per maand. Zijn lichaam doet niet meer wat hij wil, maar zijn geest is nog scherp.
‘We gaan er komend seizoen wat moois van maken,’ zeg ik om hem wat uit te dagen.
‘Waarmee dan?’ vraagt hij. ‘Met dat stelletje jonkies uit de eigen jeugd? Die kunnen nog niet eens hun luier omhoog houden.’
‘Maar er komen er vast wel een paar geroutineerden bij.’
Hij schudt minachtend zijn hoofd. ‘Hoe betalen ze dat? Van een kale kip kun je niks plukken.’
‘Maar heeft u gezien hoeveel seizoenkaarten er al verkocht zijn? Dat moet toch vertrouwen geven?’ probeer ik.
‘Die zijn niet goed snik, of ze hebben geld te veel.’
Ik weet dat ik dit soort antwoorden kan verwachten. Ome Gerrit is een notoire mopperpot, maar houdt toch zielsveel van zijn geel-zwarte cluppie. En als goede ‘Ernemmer’ hoor je nu eenmaal dat eigen cluppie altijd af te zeiken. Uit pure liefde.
‘Ik neem u wel weer een keer mee dit seizoen. Ik kan wel een kaartje krijgen voor de rollersite.’
Hij kijkt me minachtend aan. ‘Daar ga ik mooi niet zitten, ik ben toch niet gehandicapt? Bovendien, wat moet ik daar, het wordt toch niks.’
Ik moet lachen. Ook een mooie manier om te zeggen, dat je het niet ziet zitten om naar het stadion te gaan. Een te grote onderneming, te vermoeiend.
‘Ik bekijk het misschien wel op tv, als ze het tenminste willen uitzenden.’
‘Dus u bent toch wel een beetje blij dat ze blijven bestaan?’
Hij kijkt me met een wat cynische glimlach aan.
‘Ja natuurlijk!’ is zijn verrassende antwoord.
Ik kijk hem verbaasd aan.
‘Heb ik tenminste nog iets om op te foeteren. Want hier in dit huis mag ik nergens meer over zaniken van de directie!’
vrijdag 21 juni 2024
Plantjes
‘Ja, deze kunnen er nog wel bij in de bakken bij de voortuin.’
Mijn vrouw zet een paar geraniums in de winkelwagen. Eigenlijk zijn we naar het tuincentrum gekomen voor wat vaste planten, maar ze kan het niet laten. Het zomergoed ziet er ook zo aanlokkelijk vrolijk uit.
‘Ik neem ook wat heide mee, dat vind ik er bij de buren altijd zo leuk uit zien in de winter.’
Ze zet een aantal plantjes in de wagen.
‘Erica,’ mompel ik.
‘Erica? Nee, bij Madeleine!’ Ze kijkt me verbaasd aan. ‘Over wie heb jij het nu weer? Wie is Erica?’
Ik moet inwendig grinniken. ‘Erica is de Latijnse naam voor heide,’ verduidelijk ik.
Mijn vrouw zucht en loopt verder. Links en rechts worden er wat planten uit de bakken gehaald. Er wordt af en toe naar mijn mening gevraagd en vervolgens komen ze in het wagentje terecht. Of niet. Of toch wel.
‘We kunnen ook wel wat nieuwe planten in de vijver gebruiken,’ oppert mijn vrouw, ‘ik vond die gele lis wel mooi, die deed het fantastisch. Daar heb je toch ook blauwe van? Wie heeft die ook alweer in zijn vijver.’
Ik knik. ‘Iris.’
‘Hè? Iris heeft een balkon, waar heb je het over?’
Ik moet lachen: ‘Sorry, Iris is de Latijnse naam voor lissen.’
Sinds een tijdje ben ik gek op plantjes, met name wilde, en probeer ze steeds bij naam te noemen. En als het lukt ook nog bij hun wetenschappelijke naam. En in het tuincentrum is dat niet zo moeilijk. Veel planten kennen we alleen maar bij hun ‘deftige’ naam: geranium, dahlia, salvia, begonia…
Terwijl ik de plantjes op de lopende band bij de kassa zet, rommelt mijn vrouw wat in haar tas. Ik kijk naar de aanwinsten en zie de rekening al voor me. Dat tikt lekker aan, maar dan heb je ook wat.
‘Pak jij even de pecunia?’ zegt mijn vrouw. Ik kijk naar de winkelwagen, maar die is leeg. Ik draai me vragend naar om en schud niet begrijpend mijn hoofd. ‘Pecunia?’
‘Dat is latijn voor centjes,’ zegt ze met een vilein lachje, ‘ik ben mijn portemonnee vergeten. Jij mag betalen, lief hè?’