‘Kijkt u eens, laat het u smaken!’
Met een glimlach zet ze de cappuccino voor me neer. Precies zoals het hoort: oortje rechts, het logo van de koffiebrander naar me toe, een koekje en natuurlijk met een prachtig boompje in het schuim. Hier weten ze hoe het moet.
Ik kom graag in dit kleine café-restaurant. Fijne sfeer, moderne aankleding, lekkere hapjes en drankjes en personeel dat weet hoe het hoort. En dat is lastig te vinden tegenwoordig.
Maar vandaag is niet alles perfect. Terwijl ik het lepeltje pak, zie ik dat de suiker vergeten is. Kan gebeuren, maar dat ben ik niet gewend. Maar ja, geen punt, dat kan de beste overkomen. Zelfs een serveerster zoals zij.
Serveerster? Serveerster? Ik weet het niet. Op de een of andere manier klinkt dat woord zo neerbuigend. Terwijl het echt een vakvrouw is. Maar wat is het dan? Bediende? Dat klinkt helemaal slaafs. Kelnerin? Wie zegt dát nou?
Ik besluit het gewoon te vragen als ik om de suiker vraag. Of liever eigenlijk zoetjes, sinds kort moet ik wat kalmer aan doen met de koolhydraten. Ik steek mijn hand uit en vrijwel meteen staat ze bij mijn tafeltje.
‘Ik heb een vraag,’ begin ik. Glimlachend gaat ze door de knieën, zodat onze ogen op gelijke hoogte zijn. Ook zoiets, ga je informeel in gesprek met een gast, dan doe je dat niet uit de hoogte. Deze meid is perfect, nou ja, bijna dan.
‘Wat moet ik eigenlijk tegen je zeggen?’ vraag ik, ‘serveerster, bediende? Ik weet het niet, het klinkt allebei nogal onderdanig.’
Ze kijkt me glimlachend aan en zegt: ‘Wat lief dat u er zo over nadenkt. Maar het maakt me niet uit, hoor. Ik zie mezelf als gastvrouw. Ik probeer zoveel mogelijk aan te voelen wat een gast nodig heeft. Als de klant tevreden is, ben ik het ook.
‘Nou, dat gaat je goed af,’ zeg ik minzaam, ‘alleen vandaag ben je wat vergeten.
Ze kijkt me geschrokken aan.
‘De suiker!’
Ze kijkt me vragend aan. ‘Maar u drinkt toch tegenwoordig zoetjes? Die staan naast u bij het vaasje. Ik had ze al voor u klaargezet.’
Ze gaat staan, geeft me een knipoog en verdwijnt achter de bar.