vrijdag 15 maart 2024

Pakje

'Nee, ik heb geen pakketje in ontvangst genomen. Sorry. Misschien bij de buren aan de andere kant.'' Ik knik, bedank mijn buurvrouw. Maar ook bij de andere buren zijn ze niet geweest.

Ik baal. Tussen vier en half zes stond er in het mailtje. En ik reed ruim voor vieren de straat in toen de melding kwam dat het pakketje al is afgegeven. Er stond alleen niet bij waar.

Wat nu? Ik heb mijn vrouw verzekerd dat het pakje op tijd zou zijn. Een cadeau voor haar broer die vanavond zijn tentoonstelling opent in een gerenommeerde kunstgalerie. Ze is zo trots op hem - terecht - dat ze dat niet ongemerkt voorbij wil laten gaan.

,,Het is toch wel op tijd, hè?'' zei ze en voegde er onheilspellend aan toe: ,,Anders doe ik je wat!'' Dat klonk niet als een grapje.

Gisteravond al kreeg ik een mailtje van de winkel dat het opgehaald was. Dus het zou zeker op tijd komen. En nu is het zeker niet te laat, nee, helaas te vroeg. Maar waar?

Voor de zekerheid ga ik nog even bij de overburen langs, maar alle drie zijn niet thuis. Ik besluit de klantenservice te bellen. Tot mijn verbazing word ik meteen geholpen.

Het is afgegeven, meldt de medewerker. Maar nee, ze kunnen niet zien waar. Dat staat niet in het systeem. ,,Misschien is het afgegeven bij het dichtstbijzijnde agentschap, dat gebeurt wel vaker",' oppert ze. Ik bedank haar en rij naar de supermarkt waar dat agentschap zit.

,,Nee, hier is uw pakje niet'', zegt de man achter de balie, nadat hij de QR-code heeft gescand. 'Maar heeft u wel in uw brievenbus gekeken? Meestal laten ze een berichtje achter.''

Stom, dat ik daar niet eerder aan had gedacht! Ik haast me naar huis. Maar helaas geen briefje op de deurmat. ,,Ah daar ben je. Je zou toch op vier thuis zijn voor het pakje.'' Mijn vrouw komt met natte haren de trap af. ,,Maar goed dat ik eerder thuis was, de vergadering ging niet door. Kon ik mooi dat pakje in ontvangst nemen. Je had gelijk hoor. Keurig op tijd.''

Ik knik en besluit verder maar te zwijgen. Lijkt me beter.

vrijdag 16 februari 2024

Gewoon een botsing

‘Wat is er precies gebeurd?’
De ambulancebroeder probeert met die vraag de aandacht van de jongen op de grond te trekken.
Die kijkt vanonder zijn pet en gevoerde capuchon naar zijn rechterbeen. Die ligt in een rare kronkel
naast zijn snorfiets.

‘Nou, die loco gaf gewoon geen voorrang. Ik kwam hier gewoon rustig aanrijden en chapang rijdt die
bandi gewoon zo de weg op. Au, gek, wat doe je?’
‘Je reed dus rustig en botste tegen die meneer op?’ zegt de broeder wat ongelovig terwijl hij
vakkundig het been strekt.
‘Die sjappie moet gewoon uitkijken, ja! Ik sla gewoon over de kop.’

Dat deed hij inderdaad toen hij tegen mijn fiets aanbotste. Hij kwam met een flinke klap neer. Ik en
ook mijn fiets hebben wonderwel niets. Zelfs mijn hoed zat nog op zijn plaats.

‘Dan heb je nog gezwijnd. Het had erger kunnen zijn,’ zegt de broeder.
‘Jij noemt mij zwijn? Ik zal jou gewoon…’ Hij probeert overeind te komen, maar valt meteen weer
terug. ‘Tering!’
‘Ik zeg alleen dat je geluk hebt gehad. Gaf je geen voorrang?’
‘Wat zeg jij nou? Hij komt van rechts, wie heeft er dan gewoon voorrang, ja?’
De broeder kijkt me aan met een knipoog en antwoordt: ‘Tja, wie van rechts komt…, doe even je
capuchon af, dan kan ik ook even naar je hoofd kijken.’
‘Nee, weet je wel hoe koud het is, blobsop, echt niet.’
De broeder schudt zijn hoofd: ‘Ja, lege ruimtes zijn ook moeilijk warm te houden.’

Samen met zijn collega legt hij de jongen onder vreselijk gejammer op de brancard en lift die op.
‘En helm zou geen kwaad kunnen,’ zegt hij tegen de jongen en draait zich dan naar mij om: ‘ook wel
een goede tip voor u!’
Ik knik, ik weet het, maar als grappig excuus zeg ik: ‘Maar dat is toch geen gezicht, een helm met een
hoed erop!’
De broeder grinnikt terwijl hij de brancard naar binnenduwt.
‘Maar die valt er toch gewoon meteen af, gek!’ klinkt het van achter uit de ambulance.
Ik grinnik: ‘Blijkbaar is mijn humor niet voor een breed publiek!’
Ook de broeder grinnikt als hij de deur achter zich dicht trekt: ‘Gewoon parels voor de zwijnen,
meneer!’

vrijdag 26 januari 2024

Bouwmarkt

‘Bij het plaatmateriaal, meneer, daar loopt ook een medewerker.’
De vrouw achter de klantenbalie van de bouwmarkt wijst me de weg. Ik heb twee perspex plaatjes nodig, maar kon het natuurlijk weer niet vinden. Maar inderdaad, bij het plaatmateriaal loopt gelukkig een medewerker.

‘Ik zoek perspex, waar kan ik dat vinden? Ik heb al gezocht, maar ik zie het nergens. Het is hier zoeken als naar een speld in een hooiberg.’
De jongen, zo te zien van allochtone afkomst, kijkt me even aan.
‘Da’s een spreekwoord,’ verduidelijk ik, ‘voor iets dat moeilijk te vinden is.'
Hij loopt voor me uit naar een schap waar plaatmateriaal opgeslagen is.
‘Hoeveel heeft u nodig?’ vraagt hij.
‘Kunnen ze ook op maat gezaagd worden?’
Hij knikt.
‘Twee plaatjes van 42 bij 21,5. Kan dat heel precies. Het luistert nogal nauw.’
Ik realiseer me dat ik alweer een zegswijze gebruik die mogelijk niet begrepen zou kunnen worden.
‘Da’s ook een uitdrukking,’ voeg ik voor de zekerheid maar toe.
En weer knikt hij, hoewel het me niet duidelijk is of hij het begrepen heeft.
‘We hebben in Nederland overal uitdrukkingen voor,’ zeg ik wat gegeneerd.

Hij gaat aan de slag. Heel nauwkeurig zaag hij de plaatjes op maat, precies zoals ik had gevraagd.
Hij geeft mij de twee plaatjes en pakt een schrijfblokje uit zijn borstzak en noteert daar iets op. Hij scheurt het blaadje af en overhandigt dat eveneens.
‘Geeft u dit af bij de kassa als u gaat afrekenen,’ zegt hij.
‘Oh, ik moet ervoor betalen, da’s jammer!’ Met een grapje probeer ik het gesprek nog een vrolijke wending te geven.
Hij kijkt me even aan en glimlacht. ‘Ja,’ zegt hij dan, ‘bij ons in Nederland moet je overal voor betalen. Boter bij de vis. Da’s een uitdrukking.’
Ik voel langzaam een warm gevoel naar mijn hoofd stijgen, mompel een bedankje en een tot ziens en haast me naar de kassa en de auto. Gauw naar huis, naar de koffie. Het koekje heb ik al. Van eigen deeg.

zaterdag 30 december 2023

Pffff

‘Pffff…’
Net op tijd. Precies op het moment dat de trein gaat rijden, plof ik hijgend neer op de bank. 
‘U hoeft vanavond niet meer naar de sportschool, denk ik!’ 
Tegenover me knikt een al wat oudere man met een Frank Zappa-achtig baardje me vriendelijk toe.
‘Dat sprintje scheelt ruim een half uur overstaptijd in Den Bosch,’ verklaar ik.
‘Moet u nog ver?’, vraagt de man.
‘Naar Arnhem, en u?’
‘Ik woon vlakbij Anna Paulowna, kent u dat?
Ik ben er ooit eens doorheen gereden, herinner ik me. Intrigerende naam.
‘Da’s toch vlak bij Den Helder? Dat is een hele reis vanuit Heerlen.’ 
De man knikt: ‘Bijna vier uur.’

Ik zie de kaart van Nederland voor me en zeg: ‘Ik denk dat dat zo’n beetje de langste treinreis is die u vanaf uw huis kunt maken in Nederland.’
Hij schudt zijn hoofd: ‘Nee, dat is naar Roodeschool. Bijna een half uur langer. Maar daar is geen museum.’
‘Bent u helemaal naar Heerlen gekomen voor een museum?’ vraag ik verbaasd.
‘Ik was nog nooit in het Romeinse badhuis geweest, dus gebruik ik mijn gratis reisdag van de NS daar graag voor.’ Inwendig schud ik mijn hoofd; acht uur in de trein voor een uurtje museum…


De man grinnikt: ‘Hoe verder ik kan reizen op kosten van de NS, hoe liever.’
Ik grinnik mee en vraag nieuwsgierig: ‘En waar gaat de volgende reis naartoe?’
‘Harlingen,’ antwoordt hij, ‘da’s vijf minuten langer dan naar Heerlen. Je moet daarvoor namelijk helemaal om het IJsselmeer heen. Mijn zwager is jarig en die woont daar. Daar moet ik wel even op bezoek. Maar eerst wel een tussenstop in Franeker voor het planetarium van Eise Eisinga. Daar ben ik al een tijd niet geweest.’


‘U gaat dus acht uur in de trein zitten voor de verjaardag van uw zwager?’ vraag ik verbaasd, ‘dan moet u hem wel bijzonder aardig vinden.’
De man grinnikt weer: ‘Oh dat is hij zeker, maar mijn vrouw komt ook na haar werk, het is tenslotte haar broer. Zij komt met de auto en met haar rij ik terug. Het is maar een half uurtje over de Afsluitdijk. Ik ben toch niet gek!’

zaterdag 16 december 2023

Kerstcadeau


‘En wat wil je hebben voor kerst?’
Ik kijk kleine Guus vragend aan. Hij zet zijn denkgezichtje op en maakt een zoenmondje en er komen rimpeltjes op zijn voorhoofd. Ik grinnik inwendig, moeilijk hoor, zo’n vraag.

 

Guus is logeren. Zijn vader en moeder hebben werkverplichtingen en opa en oma zijn dichtbij. Gelukkig vindt hij het helemaal niet erg. Hij logeert hier wel vaker en voelt zich thuis bij ons. Lekker verwend worden, knutselen met oma, stoeien met opa en natuurlijk lekker in bad. Dat heeft hij thuis niet.

 

‘Een doosje LEGO?’ probeert oma.
‘Of een raceauto?’ vraag ik.
‘Een leuk spelletje misschien?’ Mijn vrouw kijkt hem vragend aan.
Guus doet zijn armen over elkaar en schudt zijn hoofd.
‘Ik weet nog wel een leuk voorleesboek: Gewoon Guus, ken je dat,’ grap ik, ‘dat gaat over een jongetje net als jij.’
‘Dat heb ik al!’ antwoordt hij. Hij kijkt me aan met zo’n blik van dat-weet-je-toch wel.
Altijd als hij bij ons is, lees ik hem een verhaaltje voor uit dat boek. Hij vindt het prachtig. Allemaal herkenbare situaties waarin een jongetje met zijn naam de hoofdpersoon is. En zelfs de tekeningen van het ventje doen wel heel erg aan hem denken.
‘Een leuke puzzel dan van Nijntje?’ Mijn vrouw geeft het niet op.
‘Nijntje is stom, da’s voor baby’s!’ Guus schudt zijn hoofd. Wat een domheid allemaal schijnt hij te denken.
‘Een speelgoedgeweer dan?’ opper ik. Maar meteen krijg ik een stomp en een boos gezicht van mijn vrouw.
Guus schudt van nee, hij loopt naar het raam en kijkt naar buiten. Daar branden de eerste lichtjes al, die aangeven dat het bijna kerst is.
En dan beginnen zijn ogen te glanzen als kerstballen.
‘Ik weet het!’ roept hij. We kijken hem vol verwachting aan.
‘Een kerstboom! Ik wil een echte kerstboom!’

vrijdag 8 december 2023

Spoedgeval

‘Ze had een spoedgeval, dus…’

De wachtkamer bij de huisarts is inderdaad erg vol. Gelukkig niet alleen met patiënten van mijn eigen huisarts, maar toch. Ik neem plaats. Tegenover me knikt een wat oudere vrouw me

vriendelijk toe.

‘Ze is nogal uitgelopen,’ vertrouwd ze me toe, ‘er was een spoedgeval.’

Ik knik.

‘Maar het is altijd zo druk, zegt ze samenzweerderig, ‘het lijkt wel of de mensen sneller ziek

zijn na corona. Ze moeten niet zo snel naar de dokter gaan met van alles en nog wat. Zo komen mensen die echt wat hebben nooit aan de beurt.’


‘Meneer de Vries?’ Mijn huisarts kijkt de wachtkamer in; een jonge man staat op en loopt met haar mee.

‘Sommige mensen komen hier alleen maar met een pijntje. Maar daar is de huisarts niet voor. Daarvoor kun je naar het Kruidvat. Je begrijpt gewoon niet dat mensen dat niet begrijpen, maar dat begrijpt u wel.’ Ja, dat begrijp ik wel. Ik kan nog net een zucht onderdrukken.

Ze gaat verder met haar relaas over de aftakeling van de gezondheidszorg. Ik knik en schud maar een beetje braaf mee. Gelukkig zit er vaart in de consulten.

‘…maar gisteravond deed het zo’n pijn. Ik zei tegen Henk, da’s mijn man, ik zeg Henk, zeg ik, ik heb zo’n last van mijn elleboog. Elke keer als ik hem stoot gaat er een schok door me heen. En toen zei die: weet jij wat jij moet doen? Nee, zei ik. Je moet er mee naar de dokter gaan, zei die. Maar ja, zei ik…’ 

Ze ratelt nog even door tot de deur weer opengaat.

‘Mevrouw Pennings?’ 

‘… en ook bij mijn heup…’

‘Mevrouw Pennings?’ 

‘…zit zo’n plek die…’

‘Mevrouw Pennings?’ 

Mijn huisarts is de wachtkamer ingelopen en blijft tegenover mijn overbuurvrouw staan.

‘Ik heb u al drie keer geroepen.’

Mevrouw Pennings staat op en kijkt mij beschuldigend aan en wijst:

‘Dat komt omdat die meneer me aan de praat hield, ik kwam er niet vanaf.’ ‘Nee sommige mensen weten van geen ophouden, gaat u mee?’

Ik kijk de huisarts onthutst aan, maar die knipoogt: ‘Je bent snel aan de beurt!’


vrijdag 13 oktober 2023

Malle Babbe

‘Heeft u een IPA voor mij?’

Wandelend door een oude volkswijk ben ik door fikse bui dit cafeetje in gevlucht. Zo’n kroeg waar de tijd heeft stilgestaan. Oude, met kunstleer beklede barkrukken, tafeltjes met Perzische tapijten, houten stoelen met een ronde rug en sanseveria’s in de vensterbank.

‘IPA?’ De barkeeper kijkt me met onbegrip aan. 
Ik schat hem al dik in de zeventig. Gezien zijn postuur en zijn gespierde, getatoeëerde armen lijkt hij mij het type oud-vechtsporter of frequent bezoeker van een sportschool. Zijn lange grijze haar is in een staart gebonden. Hij schudt zijn hoofd, terwijl hij over de enige tapkraan heen hangt.

‘Ik heb alleen pils. Da’s ook bier!’ klinkt het weinig uitnodigend, ‘en nog 0.0! Maar da’s geen bier.’
‘En er is gemeentepils!’ Een schriel mannetje, dat me totaal niet opgevallen was, zit grinnikend naast me en heft met een knipoog zijn glas.
‘Doe maar een pilsje dan,’ zeg ik.
‘Goede keus!’ zegt de barman. Ik kan hem geen gevoel voor humor ontzeggen.

Nippend aan mijn biertje kijk ik even rond. In het café zitten vier mannen te kaarten, twee vrouwen zitten bij het raam. Net terug van de markt zo te zien. Een andere dame loopt wat onvast naar de bar. Ze ziet er in alle opzichten niet meer zo fris uit.
‘Gradus, doe mij nog een borreltje.’
‘Je krijgt er maar twee, Barbara, dat weet je!’
‘Doe toch niet zo flauw, man!’ De kastelein schudt zijn hoofd.
‘Doe dan maar een Westmalle dubbel.’
Gradus pakt een flesje trappistenbier uit zijn koelkast en schenkt het in het bijbehorende kelkglas. De vrouw gaat weer terug naar haar plekje.

Ik kijk de barkeeper vragend aan.
‘Babs heeft een probleem. Ze krijgt maar twee borreltjes. En dan niet meer.’
‘Ja, maar, je had toch geen ander bier dan pils?’’
‘Heb ik ook niet!’
‘En dat dan?’ vraag ik wijzend naar het Belgische biertje.
Gradus lacht wat binnensmonds: ‘Eigen recept. Een flesje 0.0, met een flinke scheut koffie, bosbessensiroop en een drupje tabasco. Ze vindt het heerlijk!’
‘Westmalle Babbe,’ klinkt het naast me, ‘Ik heb haar zus al geappt, ze komt haar zo halen.’
De barman knikt en kijkt me even vaderlijk aan: ‘We schenken hier misschien geen speciaal bier, maar wel speciale aandacht!’

Met een enigszins opgelaten gevoel verlaat ik het café. Mijn fooi was vele malen meer dan de prijs van het pilsje.