vrijdag 15 juli 2022

Slippers

‘Meneer dat zijn mijn slippers!’
De oudere dame wijst naar mijn voeten die in mijn blauwe badslippers steken. Ik ken haar wel. Ze komt hier net als ik elke morgen. Sinds de opening van het buitenbad kom ik hier rond acht uur mijn baantjes zwemmen. Zij is er dan ook, samen met enkele andere oudere dames. Gezellig babbelend doen ze langs de rand van het bad hun oefeningen en zwemmen een stukje om daarna dat ritueel te herhalen.

‘Het spijt me mevrouw, deze zijn van mij.’
Ze kijkt me hoofdschuddend aan.
‘Nee, nee, ze zijn van mij!’

Ik kijk naar haar voeten. Maatje 38 schat ik. In mijn slippers van maat 44 zou ze zomaar kunnen verdrinken. Ik grinnik om die gedachte, gezien de locatie.

‘Meneer, ik wil nu wel echt mijn slippers hebben!’
Ik had haar niet zo ingeschat, maar ze heeft de leeftijd ervoor. Alzheimer is ondertussen bijna volksziekte nummer één. Ik probeer begripvol te zijn.
‘Mevrouw, ze lijken misschien op die van u, maar deze zijn toch echt van mij. Zal ik u helpen zoeken?’

Ze schudt vertwijfeld haar hoofd.
‘Je denkt toch niet dat ik mijn eigen slippers niet herken,’ zegt ze een beetje fel, ‘ik ben nog niet dement!’
Oeps, ze is blijkbaar al verder in haar eigen wereld beland dan ik dacht.
‘Maar, mevrouw…’ begin ik.

‘Kan ik u beiden ergens mee helpen?’
De badmeester kijkt ons met een vriendelijke glimlach aan.
‘Die meneer heeft mijn slippers aan en wil ze niet teruggeven.’
Ik kijk de badmeester aan met een minzame glimlach. Ik kan nog net een knipoog bedwingen.
‘Mevrouw is een beetje in de war. Ze denkt dat ik haar slippers aan heb. Maar deze zijn haar veel te groot.’

‘Ik ben helemaal niet in de war’, klinkt het nu boos, ‘de slippers waren van mijn overleden man. Die draag ik hier altijd. Als herinnering.’ Er klinkt een brok in haar keel.
‘En uw slippers en rugtas heeft u daar neergezet.’
De badmeester wijst naar de vlaggenmast met de vaderlandse driekleur in top.

Met een gemompeld excuus trek ik de slippers uit en loop naar de vlaggenmast en trek mijn eigen exemplaren aan. Ik kleur er goed met mijn blauwe slippers, witte buik en rode hoofd.

zaterdag 18 juni 2022

Vaderdag

‘Een paar sokken? Iets voor onder de douche?’ Mijn zus haalt haar schouders op.
‘Komt altijd van pas, ik hoor het hem al zeggen.'
'Een boek dan?' vraag ik bijna wanhopig.
'Weet jij dan wat hij leuk vindt?'

Ze heeft gelijk. Ik weet het niet. Onze vader is geen doorsnee lezer van het mannelijk geslacht. Geen Gijp, Kieft of van Gaal boeken. Meneer leest literatuur. Koop daar maar eens een boek voor.

We hebben een probleem. Of eigenlijk helemaal niet. Onze ouders hebben het ons min of meer verboden om iets te doen met Vader- en Moederdag. Kom langs als je daar behoefte aan hebt of gewoon voor de gezelligheid, niet omdat het zo hoort, is hun credo. 

Maar vandaag maken we een uitzondering. Hij is sinds kort met pensioen en we willen hem... ja, wat willen we eigenlijk?

In een opwelling hebben we afgesproken vandaag samen langs te gaan. Doen we eigenlijk nooit. Ik ben gek op mijn zus, maar we leven beiden ons eigen leven.

Dus daar staan we dan, samen op de stoep van ons ouderlijk huis. 's Middags op Vaderdag met een bos bloemen. Idee van mijn zus. Bloemen zijn altijd goed. 'Een huis zonder bloemen is als een glas zonder bier. Leeg.' Pa is altijd van de wijsheden, tegeltjes, Confucius, Lao Tse of gewoon uit zijn duim. Maar vaak wel erg raak.

'Nee maar, hebben jullie je vergist?' klinkt het als we de kamer instappen.
'We dachten we doen eens raar' grapt mijn zus.
'Ik dacht dat we daar een afspraak over hadden’ zegt pa.
'We komen ook niet voor jou, we komen voor mama. Hier!' Ze geeft haar de bos.

'Geen cadeautje voor mij dus?' lacht pa, 'nou dan heb ik wat voor jullie. Even Sinterklaas spelen.'
Hij haalt glimlachend twee pakjes onder de bank vandaan. 'Hier! Omdat het Vaderdag is.'

We kijken hem verbaasd aan. Wisten ze dat we zouden komen? Ma gniffelt wat, die heeft het vast weer aangevoeld.
'Nou, maak maar open!' zegt pa.

Na het uitpakken heeft mijn zus een fles douchegel in haar handen en ik een paar sokken.
'Komt altijd van pas!' grinnikt er iemand.


zaterdag 14 mei 2022

Kiekeboe

‘Kiekeboe!’

Twee pretoogjes kijken me over de bankleuning aan. Dan duikt het kopje weer onder om vervolgens
weer tevoorschijn te komen.

‘Kiekie!’

Een schaterlachje klinkt. Ik speel het spelletje graag mee. Kleindochter Jette is ondernemend en wil opa graag bezighouden. En dat is bepaald niet tegen zijn zin.

Weer duikt het koppie naar beneden en weer omhoog. Natuurlijk moet ik daar weer op reageren.

‘Kiekie!’

Ik krijg de beloning waar het me om gaat. Haar lachende koppie schuift iets op. Ze stapt langs de bank, die haar looppogingen ondersteunt, want zelfstandig gaat dat niet. Nog niet.

Ik schuif ook op en kom achter de rugleuning uit. Nu kunnen we het spelletje omdraaien.Ik ga op mijn hurken zitten en verdwijn uit haar zicht.

‘Kiekeboe!’ roep ik weer, terwijl ik wat omhoog kom. Ze schatert het weer uit. De tranen lopen overhaar wangen. Ze schuifelt een stukje door langs de bank en kijkt me verwachtingsvol aan. Ik volg haar gehurkt achter de bank. Maar als ik weer omhoog kom, gaat het mis. Ik verlies mijn evenwicht, probeer dat te herstellen, stap op een rondslingerend houten speelgoedtreintje en val achterover. Mijn hoofd raakt met een klap de wandkast en ik voel iets warms over mijn wang lopen. Ik inspecteer mijn hoofd en constateer een gapende wond. Ik vloek.

Dan klinkt er gehuil in de kamer. Jette is zo geschrokken dat ze weer haar tranen laat stromen. Maar
dit keer niet van plezier.

Ik hoor gestommel en geschreeuw op de trap. Mijn vrouw stuift de kamer in.
‘Wat is er gebeurd?’ schreeuwt ze, terwijl ze naar Jette toe sprint, haar oppakt en onderzoekt.

‘Ik… eh… ik verloor mijn evenwicht en knalde met mijn hoofd tegen de kast. Ik zit onder het bloed, ik denk dat we naar de dokter moeten om het te laten hechten.

Mijn vrouw knuffelt onze kleindochter en zucht dan: ‘Oh gelukkig, ik dacht dat er iets ergs gebeurd was.’

Ik open mijn mond om wat te zeggen, maar zwijg. Met zo’n pril mensje in huis, kom ik op de tweede plaats. En terecht!

zaterdag 2 april 2022

Koekje

‘Je lust vast wel een lekker koekje, hè jongen?’

Ik kijk haar verbaasd aan. Ik heb mijn oma nog nooit zulke zinnetjes horen uitspreken. Zulke typische oma-oma opmerkingen passen niet bij haar. Altijd eigenzinnig, recalcitrant soms en altijd strijdvaardig. Maar mama had me al gewaarschuwd: het gaat niet goed met oma.

‘Hoe gaat het op school?’ vraagt ze, ‘ga je over?’ Ik kijk haar onderzoekend aan. Ik studeer al drie jaar in Groningen. Dat weet ze donders goed. Of moet ik zeggen wist?

Ik besluit er maar niet tegenin te gaan en antwoord: ’Ja hoor, oma. Alles gaat goed!’
‘Mooi,’ zegt ze, ‘en ga je over? Wil je een koekje? Je moet wel goed eten hoor.’
Ze draait me haar rug toe en loopt naar de keuken. Ze schokschoudert wat.

Oeps, het gaat inderdaad niet goed met oma, mama had gelijk. Ze was al aan het kijken naar
een geschikt tehuis. Ik vond dat belachelijk. Maar nu? Ik twijfel.

Ze komt terug uit de keuken met de koekjestrommel. Haar gezicht is rood, er staan tranen in haar ogen.
‘Hier, neem maar een koekje. Hoe is het eigenlijk op school?’
Zonder het koekje te eten voel ik iets in mijn maag.

‘Oma, wat is er met je?’
Dan barst ze in lachen uit. ‘Ik heb je even goed te pakken, hè? Wat denk je? Dat ik je moeder
niet ken? Die ziet weer spoken en stuurt jou op me af. Jij studeert medicijnen en kan dus wel zien of ik dementeer. Zo denkt ze toch? Haha, ik denk dat het je moeder eerder overkomt dan mij. Kom vertel eens, hoe is het met mijn studentje?’

Na een twee uur heerlijk kletsen, niet met thee met koekjes, maar met bier en borrelhapjes neem ik afscheid. Ik geef haar een kus en loop het tuinpad af. Ze zwaait.

‘Niet teveel studeren hoor,’ klinkt er vanuit de deuropening, ‘niet vergeten achter de meiden aan te zitten. Die komen tegenwoordig zoveel tekort door die #Metoo-toestanden!’

Lachend zwaai ik terug. Er is nog niks mis met oma.

zaterdag 19 februari 2022

Liefde

Daar komt ze de trap af. In mijn oude, geruite, flanellen pyjama. Veel te groot, het jasje slonzig half in de broek gestopt, de grote glimmende knopen hangend aan een zijden draadje. Haar haren pieken als een mislukte suikerspin alle kanten op en hoewel het al later is, staan haar onopgemaakte ogen op half zeven. Ik haal diep adem. Ik hoop dat ik het goed uit mijn hoofd heb geleerd. Daar gaat ie dan:

‘Je bent geboren uit zonnegloren
en een zucht van de ziedende zee,
die omhoog is gestegen op wieken van regen,
gedwongen door wanhoop en wee.’

Ze kijkt me verbaasd aan en gaat op de trap zitten. Ik put daar extra moed uit en ga verder met Jacques Perks aangepaste gedicht:

‘Je pyjama doorweven met parels, die beven,
Als dauw aan de roos, die ontlook,
Wanneer mijn bruidje zich baadt en voor ‘t schuchter gelaat
Een waaier van vlammen ontplook.
Jouw lichtende haren befloersen de baren
Mijn tranen lachen tevree.
Met een lach in ‘t oog, uit mijn hartje omhoog,
Buig ik ten kus naar benee.’ 

Ik buig naar beneden om haar te kussen, maar ze gaat staan en kijkt me hoofdschuddend aan.
‘Wat wil je nu eigenlijk zeggen,’ klinkt het wat schor.
‘Ik… uh… ik wou…uh…’ Ik ben even van mijn à propos.
‘Nou? Wat wou je nou zeggen?’ vraagt ze nog een keer.
‘Gewoon. Ik wou zeggen dat… uh… gewoon, dat ik… dat ik van je hou!’
Pfff, het is eruit.

Ze tilt met haar vinger mijn kin op.
‘Zeg dat dan!’
'Huh?’
‘Zeg dat dan. Toe maar, je kunt het!’
Nog steeds wat uit het lood antwoord ik:
‘Ik hou van jou!’

Ze knikt en stapt de laatste trede van de trap af.
‘Kijk, je kunt het wel. Zo moeilijk is het niet!’
Al krabbend aan haar achterste loopt ze naar de keuken.
’Is er al koffie?’ klinkt er nog.


maandag 14 februari 2022

Valentijnsdag

‘Kijk eens wat er net is bezorgd.’ Mijn vrouw komt de kamer in met een grote bos bloemen. ‘Mooi
hè?’
Ik knik. ‘Prachtig.’
‘Precies mijn smaak, deze kleurcombinatie en niet zo stijf. Echt prachtig!’

Ik gniffel inwendig. Ik heb niet zoveel gevoel voor dit soort zaken, maar het meisje van de
bloemenzaak blijkbaar wel.

‘Maar er zit helemaal niks bij. Alleen een kaartje met mijn naam. Geen afzender.’
‘Da’s vreemd.’ Ik ga nog maar even mee in haar verwondering.
‘Even denken hoor, wie zou mij nou zo’n mooie bos kunnen sturen?’ Ik zie haar denken.
‘Misschien een stille aanbidder?’ zeg ik met een beetje flauwe ondertoon.
‘Doe niet zo raar!’
‘Waarom niet? Als zelfs de buurvrouw van nummer 27 er een minnaar op kan na houden…’
‘Ja, zo kan ie wel weer.’

Ik besluit maar een hint te geven.
‘Maar… uh… wat is het vandaag voor een dag?’
‘Maandag.’
‘Ja, dat klopt, maar wat voor bijzondere dag?’
‘Bedoel je Valentijnsdag?’
‘Precies, ik denk dat er een bewonderaar rondloopt.’
‘Ach nee!’ Maar ik zie haar denken.

‘Misschien iemand op je werk?’ Nog even lekker het vuurtje opstoken. ‘Of van je cursus..’
Ze glimlacht even. ‘Het zal toch niet van… ik weet het niet!’

Het moet er nu maar uit. Het heeft lang genoeg geduurd.
‘Ik wel hoor!’
Ze lijkt me niet te horen.
‘Ik wel hoor,’ zeg ik nog een keer.
Ze lijkt wakker te schrikken. ‘Wie dan?’
Ik zeg niks, maar wijs naar mezelf.

Ze kijkt me met grote ogen aan. Lijkt met stomheid geslagen. Dan schudt ze haar hoofd, loopt naar
de gang en trekt haar jas aan. Nu ben ik het die verbouwereerd is.

‘Wat ga je doen?’
‘Ik ga even naar mijn moeder.’
‘Hoezo?’
‘Als jij denkt dat ik daar intrap, heb je het mis! Wat een misselijke streek. Net doen of die bos van jou
komt. Bah!’
En met een knal trek ze de deur achter zich dicht.

zaterdag 22 januari 2022

Alweer in de krant

‘Sta je nu alweer in de krant? Da’s al de derde keer.’ Mijn vrouw tikt met haar vinger op mijn ingezonden verhaaltje in De Gelderlander.
‘Sorry hoor!’
Ze schudt haar hoofd: ‘Nee, zo bedoel ik het niet. Ik bedoel dat het geen toeval meer is dat je stukjes worden gepubliceerd.’

‘Ach…’

‘Niks ach,’ ze reageert wat geïrriteerd, ‘doe nou niet zo bescheiden, het zegt toch wel iets dat alle stukjes die je opstuurt geplaatst worden?’
Ik haal mijn schouders op.
‘Ik weet het niet, hoor. Misschien is er niet zoveel aanbod. Niet iedereen vindt het leuk om zo’n verhaaltje te schrijven.’
‘Niet iedereen? Hoezo niet iedereen?’ Mijn vrouw lijkt zich steeds meer op te winden, ‘half Nederland roept dat ie een boek wil schrijven!’
‘Ja, maar iedereen roept wel wat. Jij zegt toch ook altijd dat je nog eens zangles wilt nemen?’
‘Ja maar dat is wat anders! Dat kun je niet vergelijken’

Ik knik maar, lijkt me verstandiger.
‘En bovendien,’ gaat ze verder, ‘heb jij talent. Je kunt echt leuk schrijven.’
‘Ach, er zijn er zoveel die dat veel beter kunnen.’
‘Maar die komen niet allemaal in de krant.’
Daar kan ik niks tegenin brengen.

‘Nee, ik vind dat je er wat meer mee moet doen. Waarom niet iedere zaterdag een verhaaltje. Of een column. Maar dan niet voor niks. Wat verdient die Eus eigenlijk met zijn stukjes?’

Ik schiet in de lach. Mijn vrouw is natuurlijk mijn grootste fan. En fans verliezen de realiteit nog wel eens uit het oog.

‘Zit me nou niet uit te lachen. Ik meen het. Moet je nou eens zien hoe leuk dit vierde stukje is.’
Ik sla een arm om haar heen en kijk haar aan:
‘Wat ben je toch een scheetje. Maar dit wordt echt niet gepubliceerd, hoor.’

Met een vilein lachje kust ze me op de wang.
‘Oh nee?’