zaterdag 30 december 2023

Pffff

‘Pffff…’
Net op tijd. Precies op het moment dat de trein gaat rijden, plof ik hijgend neer op de bank. 
‘U hoeft vanavond niet meer naar de sportschool, denk ik!’ 
Tegenover me knikt een al wat oudere man met een Frank Zappa-achtig baardje me vriendelijk toe.
‘Dat sprintje scheelt ruim een half uur overstaptijd in Den Bosch,’ verklaar ik.
‘Moet u nog ver?’, vraagt de man.
‘Naar Arnhem, en u?’
‘Ik woon vlakbij Anna Paulowna, kent u dat?
Ik ben er ooit eens doorheen gereden, herinner ik me. Intrigerende naam.
‘Da’s toch vlak bij Den Helder? Dat is een hele reis vanuit Heerlen.’ 
De man knikt: ‘Bijna vier uur.’

Ik zie de kaart van Nederland voor me en zeg: ‘Ik denk dat dat zo’n beetje de langste treinreis is die u vanaf uw huis kunt maken in Nederland.’
Hij schudt zijn hoofd: ‘Nee, dat is naar Roodeschool. Bijna een half uur langer. Maar daar is geen museum.’
‘Bent u helemaal naar Heerlen gekomen voor een museum?’ vraag ik verbaasd.
‘Ik was nog nooit in het Romeinse badhuis geweest, dus gebruik ik mijn gratis reisdag van de NS daar graag voor.’ Inwendig schud ik mijn hoofd; acht uur in de trein voor een uurtje museum…


De man grinnikt: ‘Hoe verder ik kan reizen op kosten van de NS, hoe liever.’
Ik grinnik mee en vraag nieuwsgierig: ‘En waar gaat de volgende reis naartoe?’
‘Harlingen,’ antwoordt hij, ‘da’s vijf minuten langer dan naar Heerlen. Je moet daarvoor namelijk helemaal om het IJsselmeer heen. Mijn zwager is jarig en die woont daar. Daar moet ik wel even op bezoek. Maar eerst wel een tussenstop in Franeker voor het planetarium van Eise Eisinga. Daar ben ik al een tijd niet geweest.’


‘U gaat dus acht uur in de trein zitten voor de verjaardag van uw zwager?’ vraag ik verbaasd, ‘dan moet u hem wel bijzonder aardig vinden.’
De man grinnikt weer: ‘Oh dat is hij zeker, maar mijn vrouw komt ook na haar werk, het is tenslotte haar broer. Zij komt met de auto en met haar rij ik terug. Het is maar een half uurtje over de Afsluitdijk. Ik ben toch niet gek!’

zaterdag 16 december 2023

Kerstcadeau


‘En wat wil je hebben voor kerst?’
Ik kijk kleine Guus vragend aan. Hij zet zijn denkgezichtje op en maakt een zoenmondje en er komen rimpeltjes op zijn voorhoofd. Ik grinnik inwendig, moeilijk hoor, zo’n vraag.

 

Guus is logeren. Zijn vader en moeder hebben werkverplichtingen en opa en oma zijn dichtbij. Gelukkig vindt hij het helemaal niet erg. Hij logeert hier wel vaker en voelt zich thuis bij ons. Lekker verwend worden, knutselen met oma, stoeien met opa en natuurlijk lekker in bad. Dat heeft hij thuis niet.

 

‘Een doosje LEGO?’ probeert oma.
‘Of een raceauto?’ vraag ik.
‘Een leuk spelletje misschien?’ Mijn vrouw kijkt hem vragend aan.
Guus doet zijn armen over elkaar en schudt zijn hoofd.
‘Ik weet nog wel een leuk voorleesboek: Gewoon Guus, ken je dat,’ grap ik, ‘dat gaat over een jongetje net als jij.’
‘Dat heb ik al!’ antwoordt hij. Hij kijkt me aan met zo’n blik van dat-weet-je-toch wel.
Altijd als hij bij ons is, lees ik hem een verhaaltje voor uit dat boek. Hij vindt het prachtig. Allemaal herkenbare situaties waarin een jongetje met zijn naam de hoofdpersoon is. En zelfs de tekeningen van het ventje doen wel heel erg aan hem denken.
‘Een leuke puzzel dan van Nijntje?’ Mijn vrouw geeft het niet op.
‘Nijntje is stom, da’s voor baby’s!’ Guus schudt zijn hoofd. Wat een domheid allemaal schijnt hij te denken.
‘Een speelgoedgeweer dan?’ opper ik. Maar meteen krijg ik een stomp en een boos gezicht van mijn vrouw.
Guus schudt van nee, hij loopt naar het raam en kijkt naar buiten. Daar branden de eerste lichtjes al, die aangeven dat het bijna kerst is.
En dan beginnen zijn ogen te glanzen als kerstballen.
‘Ik weet het!’ roept hij. We kijken hem vol verwachting aan.
‘Een kerstboom! Ik wil een echte kerstboom!’

vrijdag 8 december 2023

Spoedgeval

‘Ze had een spoedgeval, dus…’

De wachtkamer bij de huisarts is inderdaad erg vol. Gelukkig niet alleen met patiënten van mijn eigen huisarts, maar toch. Ik neem plaats. Tegenover me knikt een wat oudere vrouw me

vriendelijk toe.

‘Ze is nogal uitgelopen,’ vertrouwd ze me toe, ‘er was een spoedgeval.’

Ik knik.

‘Maar het is altijd zo druk, zegt ze samenzweerderig, ‘het lijkt wel of de mensen sneller ziek

zijn na corona. Ze moeten niet zo snel naar de dokter gaan met van alles en nog wat. Zo komen mensen die echt wat hebben nooit aan de beurt.’


‘Meneer de Vries?’ Mijn huisarts kijkt de wachtkamer in; een jonge man staat op en loopt met haar mee.

‘Sommige mensen komen hier alleen maar met een pijntje. Maar daar is de huisarts niet voor. Daarvoor kun je naar het Kruidvat. Je begrijpt gewoon niet dat mensen dat niet begrijpen, maar dat begrijpt u wel.’ Ja, dat begrijp ik wel. Ik kan nog net een zucht onderdrukken.

Ze gaat verder met haar relaas over de aftakeling van de gezondheidszorg. Ik knik en schud maar een beetje braaf mee. Gelukkig zit er vaart in de consulten.

‘…maar gisteravond deed het zo’n pijn. Ik zei tegen Henk, da’s mijn man, ik zeg Henk, zeg ik, ik heb zo’n last van mijn elleboog. Elke keer als ik hem stoot gaat er een schok door me heen. En toen zei die: weet jij wat jij moet doen? Nee, zei ik. Je moet er mee naar de dokter gaan, zei die. Maar ja, zei ik…’ 

Ze ratelt nog even door tot de deur weer opengaat.

‘Mevrouw Pennings?’ 

‘… en ook bij mijn heup…’

‘Mevrouw Pennings?’ 

‘…zit zo’n plek die…’

‘Mevrouw Pennings?’ 

Mijn huisarts is de wachtkamer ingelopen en blijft tegenover mijn overbuurvrouw staan.

‘Ik heb u al drie keer geroepen.’

Mevrouw Pennings staat op en kijkt mij beschuldigend aan en wijst:

‘Dat komt omdat die meneer me aan de praat hield, ik kwam er niet vanaf.’ ‘Nee sommige mensen weten van geen ophouden, gaat u mee?’

Ik kijk de huisarts onthutst aan, maar die knipoogt: ‘Je bent snel aan de beurt!’


vrijdag 13 oktober 2023

Malle Babbe

‘Heeft u een IPA voor mij?’

Wandelend door een oude volkswijk ben ik door fikse bui dit cafeetje in gevlucht. Zo’n kroeg waar de tijd heeft stilgestaan. Oude, met kunstleer beklede barkrukken, tafeltjes met Perzische tapijten, houten stoelen met een ronde rug en sanseveria’s in de vensterbank.

‘IPA?’ De barkeeper kijkt me met onbegrip aan. 
Ik schat hem al dik in de zeventig. Gezien zijn postuur en zijn gespierde, getatoeëerde armen lijkt hij mij het type oud-vechtsporter of frequent bezoeker van een sportschool. Zijn lange grijze haar is in een staart gebonden. Hij schudt zijn hoofd, terwijl hij over de enige tapkraan heen hangt.

‘Ik heb alleen pils. Da’s ook bier!’ klinkt het weinig uitnodigend, ‘en nog 0.0! Maar da’s geen bier.’
‘En er is gemeentepils!’ Een schriel mannetje, dat me totaal niet opgevallen was, zit grinnikend naast me en heft met een knipoog zijn glas.
‘Doe maar een pilsje dan,’ zeg ik.
‘Goede keus!’ zegt de barman. Ik kan hem geen gevoel voor humor ontzeggen.

Nippend aan mijn biertje kijk ik even rond. In het café zitten vier mannen te kaarten, twee vrouwen zitten bij het raam. Net terug van de markt zo te zien. Een andere dame loopt wat onvast naar de bar. Ze ziet er in alle opzichten niet meer zo fris uit.
‘Gradus, doe mij nog een borreltje.’
‘Je krijgt er maar twee, Barbara, dat weet je!’
‘Doe toch niet zo flauw, man!’ De kastelein schudt zijn hoofd.
‘Doe dan maar een Westmalle dubbel.’
Gradus pakt een flesje trappistenbier uit zijn koelkast en schenkt het in het bijbehorende kelkglas. De vrouw gaat weer terug naar haar plekje.

Ik kijk de barkeeper vragend aan.
‘Babs heeft een probleem. Ze krijgt maar twee borreltjes. En dan niet meer.’
‘Ja, maar, je had toch geen ander bier dan pils?’’
‘Heb ik ook niet!’
‘En dat dan?’ vraag ik wijzend naar het Belgische biertje.
Gradus lacht wat binnensmonds: ‘Eigen recept. Een flesje 0.0, met een flinke scheut koffie, bosbessensiroop en een drupje tabasco. Ze vindt het heerlijk!’
‘Westmalle Babbe,’ klinkt het naast me, ‘Ik heb haar zus al geappt, ze komt haar zo halen.’
De barman knikt en kijkt me even vaderlijk aan: ‘We schenken hier misschien geen speciaal bier, maar wel speciale aandacht!’

Met een enigszins opgelaten gevoel verlaat ik het café. Mijn fooi was vele malen meer dan de prijs van het pilsje.

vrijdag 22 september 2023

Hoge nood

‘Sorry mevrouw, we hebben maar één toilet.‘ 

Mijn vrouw is even met stomheid geslagen, maar dan sneert ze: ‘Ik heb er toch verdorie ook maar eentje nodig!’ dames achter de balie schudden hun hoofd. ‘Misschien verderop, daar zit horeca.’ 

Ik zie mijn vrouw rood aanlopen, maar ook een sprintje trekken naar de uitgang. Ik kan nog iets opvangen dat klinkt als takkenwijven. 

Tijdens ons bezoek aan de kleine kringloopwinkel wordt ze overvallen door de roep van Moeder Natuur. En dat is in veel gevallen voor dames een groter probleem dan voor heren. Op haar vraag of ze even van het toilet gebruik mag maken, krijgt ze dus dit antwoord. 

Buiten gekomen zie ik mijn vrouw al niet meer. Ik ben benieuwd hoe ze dit oplost. Het is maandagmorgen, dus veel winkels zijn nog dicht. Openbare toiletten zijn er niet, die moet je in Nederland met een vergrootglas zoeken. Tja, de beschaving van een land is af te meten aan het aantal vrij toegankelijke wc’s.

Ah, daar is ze alweer. Ik zie een opgelucht gezicht. 
‘Alles is dicht, maar gelukkig mocht ik van de schoonmaakster van die broodjeszaak daar toch even naar binnen. De schat.’
Ze kijkt me even aan, knipoogt en loopt tot mijn verbazing de kringloopwinkel weer in. 

Ik blijf in de deuropening staan en hoor haar zich omstandig verontschuldigen voor haar gedrag. Bijna dramatisch geeft ze aan dat ze geen controle heeft over haar blaas en dat dat zo maar tot ongelukken kan leiden. Of de dames daar begrip voor hebben.
Ik begrijp er niets van, zo erg is het toch helemaal niet. 

Dan loopt ze weer naar de winkeldeur. De dames kijken haar na. Halverwege blijft ze even tussen de schappen staan, alsof ze iets bekijkt. Dan loopt ze de winkel uit en neemt mij bij de arm. 

‘Wat moet jij nou met appelsap?’ vraag ik, wijzend op het pakje in haar handen. Er zit wel altijd een pakje in haar tas, net als koekjes, voor als ze met onze kleindochter op stap is, maar zelf houdt ze er niet van. 

‘Heb jij enig idee hoe appelsap eruitziet op een witte tegelvloer?’

Met een vilein lachje kijkt ze nog even achterom. 

zaterdag 2 september 2023

Bushalte

‘Hij komt over twintig minuten!’

De oude man in het bushokje slaat met de platte hand op het bankje. Een uitnodiging om te komen zitten. 

Ik maak ervan gebruik en neem naast hem plaats. De doos met rode geraniums zet ik op mijn schoot. 

‘Als je klaar bent bij de tandarts, neem dan even tien van de rode mee. Voor in de bakken bij de voordeur. Ze zijn nu in de aanbieding’ had mijn vrouw gezegd, toen ze me voor de deur van de praktijk afzette. Ze had de auto nodig, maar kon wel even langs de tandarts rijden. Terug zou ik dan de bus nemen.

‘Mooie plantjes,’ zegt de man,’ ze zien er gezond uit.’

We raken in gesprek. Gewoon over kleine alledaagsheden: het weer, de plaatselijke voetbalclub, het verkeer, de prijs van de boodschappen, de criminaliteit enzovoort. 

‘Ach, weet u wat het is meneer? Als we niks te mopperen hebben gaat het pas echt slecht met Nederland.’ 

Ik moet inwendig grinniken om de deze wijsheid. Hij heeft gelijk, ondanks alles wonen we in een fantastisch land. 

De tijd vliegt door ons geanimeerde gesprekje en voor ik het weet stopt de bus bij de halte. Ik loop naar de opengaande deur en kijk even naar de oude man, die op het bankje blijft zitten. 

‘Gaat u niet mee?’ vraag ik.

Hij schudt zijn hoofd. ‘Ik blijf hier lekker zitten, dit is mijn vaste plekje. Ik heb hier meer aanspraak dan thuis achter de geraniums.’ Hij knipoogt even en wijst naar de doos in mijn handen. ‘Wel in de volle grond zetten, hoor, niet in de vensterbank.’

Terwijl de bus wegrijdt, zwaai ik nog even. De oude man zwaait terug. Nederland is toch wat minder mooi dan ik zou willen.

zaterdag 12 augustus 2023

Hollanders

‘Hollanders, hè? Ik zag het meteen!’


Naast me staat de schrik van elke kampeerder: de alleswetende, ongevraagd hulp biedende en alsmaar kletsende landgenoot. Kaalgeschoren hoofd, dik gezicht, haarloze buik puilend over zijn fluoriserend oranje zwemshort. Handen over elkaar en met een glimlach kijken hoe ik ons overnachtingstentje aan het opzetten ben. Dat heb ik weer, denk ik moedeloos. 


‘Het is een geweldige camping hier, heerlijk rustig, midden in de natuur. Wat wil een mens nog meer? Ja toch, niet dan?’

Ik knik maar gewillig mee, terwijl ik de haringen in de grond sla. 


‘Je hebt ook van die campings met speeltuinen en zwembaden met glijbanen. Met restaurants en winkels erbij en zo. En animatie. Elke dag wat te beleven.’

Hij spreekt erover alsof dat hetgeen is wat hij juist mist aan deze camping. 


‘Mijn vrouw heeft deze camping uitgezocht,’ gaat hij verder, ‘ze zei: ik wil best naar Beaumont, maar ik zoek de camping uit. Zij houdt namelijk niet van die grote drukke campings. Ze zit liever op zoiets als dit. Slapen jullie in dit tentje? Knap hoor. Daar staat ons optrekje.’ Hij wijst naar een uit de kluiten gewassen camper met een gigantische voortent. Aan de achterkant hangt een stellage met twee elektrische fietsen met daaronder een waterscooter. 


‘U bent ook op doortocht?’ vraag ik wijzend op dat vaartuig. Beetje voor de hand liggend, er is hier in de verste verte geen vaarwater te vinden. 

Hij schudt zijn hoofd. ‘Nee, we blijven hier nog vier weken.’

‘Maar hier heeft u toch helemaal niks aan dat ding,’ zeg ik verbaasd, wijzend op zijn jetski. 

Hij zucht: ‘Mijn vrouw heeft deze camping geboekt en betaald. En ze wil hier niet meer weg. Ze vindt het hier helemaal geweldig.’

Ik kijk hem niet-begrijpend aan. 

‘Toen ze boekte wist ze niet dat er in Frankrijk wel meer Beaumonts zijn. Tja…’ Hij haalt zijn schouders op, om vervolgens sjokkend naar zijn camper te lopen. 

Ik kijk hem gniffelend na. Maar mijn leedvermaak wordt snel verdrongen door een milde vorm van medelijden. Ach gossie!

zaterdag 22 juli 2023

Nieuwe kleren

‘Dat staat u geweldig meneer!’
De verkoopster van de kledingwinkel kijkt me waarderend aan.
‘Vind je?’ vraag ik wat onzeker.
‘Het past echt bij u, meneer. Het is vrolijk en toch ook een beetje chique. U ziet er tien jaar jonger uit.’ Ze brengt het overtuigend.

Ik bekijk mezelf nog eens in de spiegel. Een lichtblauwe broek, een shirt met subtiele bloemetjes en een roze jasje. Ja, ik ben het met haar eens. Geen gekke outfit voor een zomerse trouwerij.
‘Het kleedt ook zo goed af, meneer.’ Het meisje kijkt me met een innemende glimlach aan. ‘De broek valt mooi en het overhemd is zowel elegant als ondeugend. Het jasje maakt het af.’

‘We moeten wel iets passends aantrekken, hoor,’ had mijn vrouw gezegd toen de uitnodiging
binnenkwam. ‘En jij mag wel iets nieuws!’
Ze had al snel iets voor me gezien in de kledingzaak en me dat laten passen. Niks mis mee, maar ik wilde wel eens wat anders proberen.

‘Wat heb jij nou aan?’
Met een verbaasd gezicht staat mijn vrouw me aan te kijken. ‘Zoiets trek je toch niet aan naar een trouwerij. Dat past helemaal niet bij je!’
Het winkelmeisje doet discreet een stapje naar achteren.
‘Wat je net aan had is veel passender, neem die nu maar. Ik wil deze jurk nog even passen.’ Ze houdt een vrolijke jurk vol grote bloemen omhoog. ‘Vind je het wat?’
’Mhh, ja hoor, ik…’ Maar ze hoort me al niet meer. Ze verdwijnt in het pashokje.

‘Dat staat u geweldig mevrouw!’
Het zelfde meisje kijkt mijn vrouw met een glimlach aan.
‘Vind je?’ Mijn vrouw draait wat voor de spiegel. ‘Wat vind jij?’
Ja, wat vind ik? De jurk is vrolijk, maar wat jong. Bovendien wat kort en haar buikje komt wat te
nadrukkelijk naar voren.

‘Het past goed bij u mevrouw, zo vrolijk en toch chique. En het maakt u tien jaar jonger.’ Mijn vrouw kijkt nog even in de spiegel, wrijft haar heupen strak en zegt: ‘Ik neem hem mee. Reken jij even af?’

In de auto naar huis zit mijn vrouw nog na te genieten van haar aankoop.
‘Zo blij mee. En jouw combi mag er ook zijn. Maar goed dat ik mee ben gegaan, niet? Anders had je die andere kleren gekocht. Je moet zo oppassen met die verkoopsters. Voor je het weet smeren ze je wat aan.’

maandag 10 juli 2023

Ware liefde

‘Wat een weertje, hè?’

Het is lunchpauze en ik ontvlucht mijn collega’s van kantoor, door even in de schaduw van het park

mijn boterhammen te nuttigen. Op het bankje zit een opvallende man in een smetteloos, driedelig wit pak. De broek heeft een scherpe vouw met daaronder witte schoenen. Uit het borstzakje steekt een kleurrijk pochetje. Een witte Panama completeert het geheel. Alleen de zwarte paraplu is een dissonant. Ik heb de man wel eens vaker gezien, herinner ik me nu. Ook op dit bankje.


‘Inderdaad, het is buitengewoon zonnig en droog. En al zo lang.’

Hij kijkt me even aan en ik zie dat zijn gezicht, in tegenstelling tot zijn kleding, vol zit met plooien. Ik schat hem dik in de tachtig, maar nog steeds een knappe verschijning.


‘Loopt u er altijd zo smaakvol bij,’ durf ik te vragen.

Even lijkt hij mijn vraag te wegen.

‘Met een zekere regelmaat.’

‘Vroeger ook al?’

Hij knikt.

‘Dan moet u aardig ik trek zijn geweest bij de dames.’ Het is eruit voor ik er erg in heb.

De oude man grinnikt en steekt zijn vingers ophoog.

‘Aan elke vinger tien. Maar one at a time.’

‘En is er uiteindelijk eentje overgebleven aan wie u bent blijven hangen?’

‘Dat zou je wel kunnen zeggen.’


Ik durf niet verder te vragen, maar hij vervolgt:

‘Ze was de liefde van mijn leven, maar wel met een probleem: ze was getrouwd.’

Ik kijk hem vragend aan.

‘Ze durfde niet bij hem weg, maar uiteindelijk besloten we om er samen vandoor te gaan. Ergens ver weg, waar niets onze liefde in de weg kon staan. We spraken hier af, 30 juni, twaalf uur.’ Hij zucht even. ‘Dat is ruim veertig jaar geleden.’

‘Maar ze kwam niet opdagen?’

‘Toen niet, maar elk jaar op deze dag zit ik hier om twaalf uur op het bankje, in de hoop…’

Hij zwijgt. Ik ook, wat moet ik zeggen?


Hij kijkt even op zijn zakhorloge en zegt: ‘Ik stap maar eens op.’

Moeizaam leunend op zijn paraplu komt hij overeind.

‘Maar waarom heeft u eigenlijk een paraplu bij u?’ flap ik er nog uit.

Hij kijkt me even wat meewarig aan. ‘Als ze toch nog mocht verschijnen, dan hoeft ze toch niet te zien dat ik met een stok loop?’

Leunend op zijn paraplu schuifelt hij moeizaam de zon weer in.

dinsdag 6 juni 2023

Kussen

 Ik schrik wakker. Hoe laat is het?

Ik draai me om naar het nachtkastje en kijk op mijn mobiel. Half negen al? Zo lang slaap ik nooit. Zes uur, half zeven, dan is het meestal wel op. Mijn nachtrust gaat al jaren met horten en stoten.

Dan golft een stoot adrenaline door mijn bloed; er is iets vandaag. Maar wat? Ik schud mijn kussen even op om goed na te denken. Kussen! Ja, dat is het. Ik heb een nieuw kussen. Zo’n ergonomisch geval met speciaal schuim, dat alleen maar voordelen kent. Je slaapt beter, is gezonder voor je nek, goed tegen allergieën enzovoort enzovoort.

 

‘Probeer eens zo’n kussen!’ adviseerde mijn vrouw. En nu heb ik er één.  Maar die dingen zijn nogal prijzig, dus wel van het goedkoopste warenhuis van Nederland. Ons bint zuunig.


De geur van koffie lokt me uit bed. Als ik de kamer in kom vraagt mijn vrouw:

‘Lekker kussen?’

‘Ja, graag!’ Ik kan het niet laten, het is zo’n inkopper.

Mijn vrouw zucht. Ze kent mijn humor en is er ondertussen immuun voor geworden. Begrijpelijk.

‘Goed geslapen?’ probeert ze dan.

‘Nou, ik moet zeggen, ik heb heerlijk geslapen. Ik werd net pas wakker. Ik weet niet of het aan het kussen ligt, maar het was een goede nacht.’

‘Fijn,’ klinkt het.

‘Maar één peluw maakt nog geen dromer.’ Ik moet grinniken om mijn eigen spitsvondigheid.

Mijn vrouw niet. Ze doet haar ogen dicht en schudt haar hoofd.

Dan staat ze op en gaat ze vlak voor me staan en zegt: ‘Nou, vooruit dan maar.’

Ik kijk haar niet begrijpend aan.

‘Kussen!’ zegt ze.

Wil zij mij nu in de maling nemen? 

‘Het is je trouwdag, oen!’


Oeps, dat was het dus. Ik voel het bloed naar mijn hoofd stijgen en geef haar een zoen. Dat gaat eigenlijk nog vrij gemakkelijk met een mond vol tanden.


zaterdag 13 mei 2023

Zeiken

 ‘Je hebt naast de pot gepiest. Viezerik!’ Van schrik laat ik bijna mijn koffiekopje vallen. Gelukkig is hij bijna leeg. ‘Jullie mannen kunnen het nooit in de hand houden, hè?’

Mijn vrouw staat in de deuropening met de handen in haar zij. Haar blik belooft niets goeds.

‘Ik… uh... ik weet niet waar je het over hebt,’ stotter ik. En dat is waar, ik weet het echt niet.

‘Nee, nee, dat ken ik van jullie. Altijd je handen wassen in onschuld. Als jullie die al wassen! Smeerlappen!’

Ze loopt de kamer in en ploft neer in een luie stoel. Ze kijkt me aan met een vernietigende blik en doet haar armen over elkaar.


‘Kom je op de wc omdat je bijna leegloopt, sta je verdorie in jouw gezeik. Gatverdamme. Denk maar niet dat ik het opruim. Dat doe je maar mooi zelf. In de keuken staat een emmer en de vloermop in de badkamer. Nu!’


Pff, denk ik, is dat alles, maar besluit toch maar meteen deze klus te klaren en loop naar de keuken. Ik ken mijn vrouw. Normaal weet ze me altijd met zachte hand tot iets te bewegen, maar vandaag is het anders. Ze slaapt slecht, is veel te druk op haar werk, heeft last van haar darmen en zit gewoon niet lekker in haar vel. Het is dan beter de confrontatie uit de weg te gaan. Als geëmancipeerde man is het ook geen onoverkomelijke klus, het toilet schoonmaken. Ik mop de vloer, trek de wc door en maak de pot schoon.


Als ik de kamer binnenkom zit mijn vrouw aan tafel met een kop koffie.

‘Sorry, dat ik zo uit mijn dak ging net, maar dit kon ik er even niet bij hebben.’

‘Maakt niet uit,’ antwoord ik, ‘het is schoon nu.’

Mijn vrouw knikt. ‘Maar wil je voortaan wel beter mikken of anders gewoon gaan zitten, net zoals wij? Kunnen we dat afspreken?’

Ik knik braaf. ‘Maar onder één voorwaarde.’

Ze kijkt me vragend aan. ‘En dat is?’

‘Dat je voortaan zelf de wc doorspoelt als je je darmen geleegd hebt!’

‘Uh…’


zondag 9 april 2023

Macaroni

‘Je eet toch wel een hapje mee?’
Met een moederlijke blik kijkt Marjan me aan, terwijl ze een placemat voor me neerlegt. ‘We hebben vandaag de specialiteit van het huis.’

Even bij vrienden een vrimibo doen had ik bedacht. Mijn vrouw is met dochter in het buitenland voor een moeder-dochter weekend en bij Marjan en Anders is het op vrijdagmiddag altijd de zoete inval.
Vandaag zijn het de eigen kinderen, met aanhang en hun kroost, die de kamer vullen. Voor hun is het vaak meer dan een borrel. Marjan heeft er meestal wel op gerekend dat ze mee-eten.

‘Ah, nee hè? Hij blijft toch niet eten? ’grapt zoon Nico, met één van zijn tweeling op schoot. Zijn
vrouw Lisa verschoont haar zusje. Dochter Josien zit met haar jongste op schoot, terwijl haar oudste zich vermaakt met een iPad.

‘Biertje?’ vraagt Anders
‘Ik dacht dat je het nooit zou vragen!’ Onze vaste dialoog, ondertussen al flink uitgekauwd, maar wel een onontkoombaar en genoeglijk ritueel.

Dochter Evelien komt binnen. ‘Hoi hoi!’ Ze snuift even. ‘Wat eten we?’
‘Familyspecial, ga maar vast zitten!’ klinkt er uit de keuken.
‘Jammie!’ Evelien komt naast me zitten en geeft me een knuffel. ‘Leuk dat je er bent.’
Ik lach vertederd.
‘Tadaaa,’ zegt Marjan, terwijl ze een schotel op tafel zet, ‘macaroni met cornflakes.’
‘Macaroni met wat?’ vraag ik verbaasd.
‘Cornflakes! Is ooit eens per ongeluk ontstaan en sindsdien ons familiaire lievelingsgerecht. Macaroni met prei, kaas, ui, tomatenpuree, een klein pepertje en zo en cornflakes on top.’

Ik kijk naar de schaal en moet inwendig lachen. Deze schaal staat misschien wel symbool voor deze familie: eenvoudig, evenwichtig, met een beetje pit en een bite en een knisperend laagje. Maar bovenal buitengewoon warm.
‘Schep maar op!’ Marjan wijst op de schaal.
Ik schuif de schaal naar me toe en constateer toch een verschil. De schaal is niet warm.
‘Ha,ha, ja, die is heet!’ klinkt het overbodig.

dinsdag 14 februari 2023

Mind your step

 

‘Mind your step. Mind your step.’

De waarschuwing op de loopband van Schiphol voelt vandaag anders dan anders. Tot nu toe vertaalde ik deze oproep tot voorzichtigheid altijd met ‘bofkont, je mag weer op vakantie, wat ben je toch bevoorrecht’. Nu voelt het eerder als een verzoek tot bezinning. De wereld staat in brand, er is oorlog in je achtertuin, aardbeving bij de buren, moeder aarde is ziek en jij gaat lekker op vakantie. Kan dat wel? Is dat wel verantwoord?

‘Zo, waar gaat de reis naar toe?’
Een statige dame, duidelijk op leeftijd, kijkt naar mijn bergschoenen. Ik moet inwendig lachen, blijkbaar roept mijn schoeisel vragen op.
‘Madeira,’ antwoord ik, ‘en u?’
‘Oh, ik ga alleen maar naar mijn dochter in Londen, doe ik een paar keer per jaar. Ze kan haar moeder niet missen.’ Ze kijkt me aan met een glimlach, gevolgd door een knipoog.
‘Vroeger trok ik er ook vaak op uit. Samen met mijn man. Ik heb de halve wereld bereisd. Prachtige tijd. En veel van geleerd. Het heeft me een ander mens gemaakt.’
Ik knik, ze heeft gelijk, reizen verruimt je blik, het verrijkt je leven.

‘Madeira, ik had het kunnen weten,’ zegt ze lachend, wijzend op mijn schoenen, ‘ben ik ook een paar keer geweest. Prachtig eiland, lekker weer, die woeste bergen, die ruige kust, prachtige bloemen, heerlijk eten. Lekker wandelen daar zeker?’
‘Dat is wel de bedoeling, ja,’ antwoord ik.
Ze knikt. ‘Het is fantastisch daar.’

‘Mind your step’. We komen aan het eind van de band.
‘Nou, veel plezier daar, maar wel oppassen hoor, het is er af en toe gevaarlijk steil. Goed kijken waar je loopt. Tot ziens hoor.’ 
Ik groet terug en kijk het kwieke oudje glimlachend na. 
’Mind your step.’ klinkt het weer.
Ik besluit de komende tijd die waarschuwing even alleen maar letterlijk te nemen.

zondag 5 februari 2023

Moet kunnen

‘Opa! Paard!’

Kleindochter Jette rent met haar korte beentjes naar het hek van de wei.

Twintig maanden is ze nu, maar al een echt persoonlijkheidje. Vrolijk, ondernemend,

grappig en natuurlijk de allerleukste van de hele wereld. Ze begint steeds meer te

praten, elke dag leert en gebruikt ze weer nieuwe woordjes.


Bij het hek staat nog een klein meisje, samen met haar moeder.

‘Paard!’ zegt Jette.

‘Paard!’ zegt het meisje.

‘Nee, Madelief, dat is een pony.’ De moeder bukt zich, slaat haar lange, blonde

krullen naar achteren en wijst. ‘Kijk dat is een paard. Dit is een pony.’


De pony in de wei kijkt de meisjes ongeïnteresseerd aan. Dan gaat zijn staart omhoog

en laat hij een flinke hoeveelheid onverteerd voedsel zijn achterste verlaten.

‘Oh nee!’ zegt Madelief.

‘Oh nee!’ zegt Jette en slaat haar handjes voor de mond.

Madeliefs moeder en ik kijken elkaar aan en schieten in de lach.

‘Het is opa-dag vandaag?’ vraagt ze.

Ik kijk haar aan. Opa-dag. Ik grinnik, leuk klinkt dat.

De vrouw schrikt. ‘U bent toch wel haar opa?

Ik moet lachen. ‘Ja hoor, of zie ik eruit als een oma?’

‘Nee,’ ze lacht opgelucht met me mee, ‘zo bedoel ik het niet, maar u zou ook

haar vader kunnen zijn, toch? En zijn er genoeg die op latere leeftijd… ‘

‘Moet kunnen, toch?’

‘Zeker, moet kunnen.’


We kletsen nog even over de voor- en nadelen van een laat ouderschap

en dan is het tijd.

‘Kom Madelief, we gaan naar huis.’ zegt ze.

Ze loopt al richting de uitgang, maar Madelief blijft naar de pony staan kijken.

‘Madelief, mama roept, ze gaat weg! Ga maar gauw!’

Het meisje rent naar haar moeder. Die zwaait naar ons.

‘Tot ziens hoor. En trouwens, ik ben niet haar moeder. Ik ben haar oma.’

Ik kijk haar ongelovig aan.

Ze lacht: ‘Moet kunnen toch?’

‘Moet kunnen,’ moppel ik beduusd.

Dan voel ik een klein handje in mijne. ‘Moekunne,’ klinkt het.

zaterdag 21 januari 2023

Kriebels

‘Het kriebelt’

‘Wat zeg je?’

‘Ik heb last van kriebels.’


Ik kijk mijn vrouw aan en kan net een flauw grapje onderdrukken. Iets met krabben.

Ze haalt even haar schouders op en zucht:

‘Het zullen wel de lentekriebels zijn.’

‘De lentekriebels? Hoe bedoel je? Het is hartje winter!’


Ik schud mijn hoofd en zet mijn kopje onder het espresso apparaat.

‘Wil je ook een bakkie?’

‘Ja, maar het voelt gewoon zo. Ik weet niet wat het is’.


Ze komt naast me staan en vervolgt:

‘Weet je, de dagen worden al langer en de zon zie je al weer wat vaker. Ik heb zelfs al sneeuwklokjes gezien. Ik voel het gewoon, de lente komt eraan.’

‘De dag dat jij sneeuwklokjes ziet is dus eigenlijk een soort groundhog day?’

Ze schiet in de lach.

‘Ja, eigenlijk wel. Grappig.’

Het espresso-apparaat piept dat hij klaar.


‘Ik krijg dan altijd zo’n onbestemd gevoel van binnen. Een soort onrust. En als ik dan naar buiten kijk en zie die sneeuwklokjes en de meesjes die hun kastje al klaarmaken voor hun nestje… ik weet het niet.'

Ze kijkt me aan en pakt het nog lege kopje uit mijn hand.

‘Kom,’ zegt ze, terwijl ze die hand pakt, ‘we gaan naar boven.’


Ze trekt even kort haar wenkbrauwen op terwijl ze me met twinkelende ogen aankijkt.

Met stomheid geslagen kijk ik mijn vrouw aan. Wat krijgen we nu?

Maar gedwee laat ik me de trap op leiden, me afvragend wat me overkomt.

Op de overloop kijkt ze me aan. Ze doet de deur van de slaapkamer open.


‘Zo,’ zegt ze, ‘ik begin hier. Als jij dan de badkamer een grote beurt wil geven, dan lopen we elkaar niet in de weg. En denk eraan, geen chloor gebruiken, hoor!’

En weer ben ik even van mijn à propos en schud werktuiglijk mijn hoofd. Geen chloor. Nee, natuurlijk niet. Is ook niet nodig; mijn hoopvolle verwachting is toch al verbleekt.