zaterdag 22 januari 2022

Alweer in de krant

‘Sta je nu alweer in de krant? Da’s al de derde keer.’ Mijn vrouw tikt met haar vinger op mijn ingezonden verhaaltje in De Gelderlander.
‘Sorry hoor!’
Ze schudt haar hoofd: ‘Nee, zo bedoel ik het niet. Ik bedoel dat het geen toeval meer is dat je stukjes worden gepubliceerd.’

‘Ach…’

‘Niks ach,’ ze reageert wat geïrriteerd, ‘doe nou niet zo bescheiden, het zegt toch wel iets dat alle stukjes die je opstuurt geplaatst worden?’
Ik haal mijn schouders op.
‘Ik weet het niet, hoor. Misschien is er niet zoveel aanbod. Niet iedereen vindt het leuk om zo’n verhaaltje te schrijven.’
‘Niet iedereen? Hoezo niet iedereen?’ Mijn vrouw lijkt zich steeds meer op te winden, ‘half Nederland roept dat ie een boek wil schrijven!’
‘Ja, maar iedereen roept wel wat. Jij zegt toch ook altijd dat je nog eens zangles wilt nemen?’
‘Ja maar dat is wat anders! Dat kun je niet vergelijken’

Ik knik maar, lijkt me verstandiger.
‘En bovendien,’ gaat ze verder, ‘heb jij talent. Je kunt echt leuk schrijven.’
‘Ach, er zijn er zoveel die dat veel beter kunnen.’
‘Maar die komen niet allemaal in de krant.’
Daar kan ik niks tegenin brengen.

‘Nee, ik vind dat je er wat meer mee moet doen. Waarom niet iedere zaterdag een verhaaltje. Of een column. Maar dan niet voor niks. Wat verdient die Eus eigenlijk met zijn stukjes?’

Ik schiet in de lach. Mijn vrouw is natuurlijk mijn grootste fan. En fans verliezen de realiteit nog wel eens uit het oog.

‘Zit me nou niet uit te lachen. Ik meen het. Moet je nou eens zien hoe leuk dit vierde stukje is.’
Ik sla een arm om haar heen en kijk haar aan:
‘Wat ben je toch een scheetje. Maar dit wordt echt niet gepubliceerd, hoor.’

Met een vilein lachje kust ze me op de wang.
‘Oh nee?’


donderdag 13 januari 2022

Muisjes

Muisjes! Ze eet beschuit met muisjes!

De adrenaline knalt door mijn lijf. Het zal toch niet? We hebben het er wel eens over gehad, maar nooit echt serieus. We zijn nog jong -nou ja, jong genoeg- willen nog zoveel: reizen, carrière, een stekkerauto, een huis met een tuin…

En hoezo roze én blauwe muisjes? Is het genderneutraal of zo? Ze is toch niet politiek correct aan het doen? Nee, daar is ze veel te nuchter voor, te realistisch.

Ach, natuurlijk, het is nog veel te vroeg om dat te weten. Ze laat het gewoon nog in het midden. Het kan nog alle kanten op.

Kijk haar nou zitten: de beschuitjes worden krakend naar binnen gewerkt terwijl ze op haar mobieltje zit te klooien. Quasi onverschillig. Maar ik heb haar door. Ze wacht op mijn reactie. Ze wil zien of ik blij ben. Of kwaad. Of allebei.

Maar waarom heeft ze dat niet met me overlegd? Zoiets moet je toch beide voelen? Er samen een besluit over nemen? Je kunt toch zelf bepalen of je het wilt? Nou ja, dat je het níet wilt. En zij bepaalt dat nu in haar eentje. Zij heeft daar ook de regie over. Sterker nog: de macht.

Terwijl de adrenaline wegebt, zwelt de onmacht en de woede. Dit kan ze toch niet in haar eentje beslissen? Verdomme! Hier zal uitleg over moeten geven, zich verantwoorden. Tribunalen!

Zelfbeheersing. Zorg dat je jezelf in de hand houdt, ondanks die woede. Ik haal even driekeer adem en zeg dan bijna fluisterend:
‘Waarom eet jij beschuit met muisjes?’
Ze eet even haar mond leeg. Je hoort de muisjes kraken tussen haar kiezen.

‘De buren hadden nog over van hun babyshower voor de tweeling en ze houden er niet van. Ik wel.’


woensdag 29 december 2021

Morgen

‘Weet je al wat je worden wil?’

Het kleutertje kijkt me aan en staart vervolgens naar het plafond, terwijl hij nadenkend
een vinger op zijn mond plaatst. Dan schudt hij zijn hoofd en antwoordt: 
‘Nee, nog niet! Misschien morgen!’
‘Wil je morgen worden?’ vraag ik heel flauw.
De kleine man kijkt me begrijpelijk niet begrijpend aan en zegt dan:
‘Nee, natuurlijk niet. Dat kan helemaal niet. Morgen is toch geen mens?

Ik moet lachen. Deze jonge wereldburger is niet van gisteren.
Hij vervolgt zijn weg verder door de gang van de school. Ik besluit nog even met hem
mee te lopen.
‘Wil je misschien meester worden?’ vraag ik.
Hij blijft even staan en kijkt me onderzoekend aan en zegt dan: ‘Maar dat ben jij toch al?’
‘Ja, nog wel,’ antwoord ik, ‘maar na de kerstvakantie niet meer. Dan ben ik gestopt, dan
ben ik met pensioen.’
Hij trekt zijn schouders op en zegt: ‘Oh, maar dan nemen we wel een nieuwe.’

Ik moet grinniken. Zo is het maar net! Het leven gaat door, ook op school.
Dan blijft hij plotseling staan en vraagt: ‘Wat ga je doen?’

Tja, wat ga ik doen? Ik heb al wel ideeën en genoeg liefhebberijen. Dat komt wel goed,
maar als antwoord op zijn vraag zeg ik gevat: ‘Dat weet ik nog niet. Misschien morgen!’

Hij trekt zijn wenkbrauwen streng naar beneden, doet zijn handen in zijn zij en zegt wat
geprikkeld:
‘Neehee, nu!’

Tuurlijk. Kleuters leven niet morgen, die leven nu. Misschien ook wel een goede tip voor
een gepensioneerde meester.

zaterdag 13 november 2021

Lapzwansen

“Lapzwansen, stelletje lapzwansen!”

Ome Gerrit wond er geen doekjes om. Het spel was ook niet om aan te zien. Het hele Gelredome zuchtte.

Lapzwansen. Ik moest inwendig lachen om die ouderwetse uitdrukking. Hoe lang was het geleden dat ik die gehoord had? Het paste bij mijn oom. Hij liep al tegen de tachtig en leefde al steeds meer in het verleden.

Mijn neef, die altijd met hem mee ging naar Vitesse, was verhinderd en had mij gevraagd om zijn vader te begeleiden naar de wedstrijd. Zijn benen konden wel een handje gebruiken. Tuurlijk deed ik dat. Een keertje op Oost in plaats van Zuid. Ook wel eens leuk.

“Moet je die klootviool eens zien, da’s toch geen voetballer?” Hoofdschuddend keek hij me aan. “Ik weet niet waarom ik die seizoenkaart gekocht heb.”

En weer moest ik grinniken. Zolang ik mijn oom kende ging hij naar Vitesse. Geen wedstrijd sloeg hij over. Afspraken werden om de wedstrijden heen gemaakt, verjaardagen afgezegd. Tot ergernis van mijn tante.

“Wat een stelletje zakkenwassers. Balletje breed, balletje terug. Het lijkt wel bejaardenvoetbal.”
“Misschien kun je wel meedoen,” grapte ik.
“Nou, veel verschil zal het niet maken.”

De wedstrijd kabbelde voort naar het einde. Het was een dramatisch slechte wedstrijd. Sommige supporters hielden het al voor gezien. Eindelijk floot de scheids voor de laatste keer.
Mijn oom stond meteen op alsof dat signaal voor hem bedoeld was. 

“Hè, hè, dat zit erop.”
“Kom”, zei ik, “we gaan naar tante Dinie, een lekker kopje thee drinken.”

Hij keek nog één keer naar het veld, waar de spelers het publiek bedankten.
“Ja”, zuchtte hij, “van de ene ellende naar de andere.”

Ik kon een lach niet onderdrukken. Ik wist wel beter. Ome Gerrit hield zielsveel van tante Dinie. En niet alleen van haar.