zaterdag 30 december 2023

Pffff

‘Pffff…’
Net op tijd. Precies op het moment dat de trein gaat rijden, plof ik hijgend neer op de bank. 
‘U hoeft vanavond niet meer naar de sportschool, denk ik!’ 
Tegenover me knikt een al wat oudere man met een Frank Zappa-achtig baardje me vriendelijk toe.
‘Dat sprintje scheelt ruim een half uur overstaptijd in Den Bosch,’ verklaar ik.
‘Moet u nog ver?’, vraagt de man.
‘Naar Arnhem, en u?’
‘Ik woon vlakbij Anna Paulowna, kent u dat?
Ik ben er ooit eens doorheen gereden, herinner ik me. Intrigerende naam.
‘Da’s toch vlak bij Den Helder? Dat is een hele reis vanuit Heerlen.’ 
De man knikt: ‘Bijna vier uur.’

Ik zie de kaart van Nederland voor me en zeg: ‘Ik denk dat dat zo’n beetje de langste treinreis is die u vanaf uw huis kunt maken in Nederland.’
Hij schudt zijn hoofd: ‘Nee, dat is naar Roodeschool. Bijna een half uur langer. Maar daar is geen museum.’
‘Bent u helemaal naar Heerlen gekomen voor een museum?’ vraag ik verbaasd.
‘Ik was nog nooit in het Romeinse badhuis geweest, dus gebruik ik mijn gratis reisdag van de NS daar graag voor.’ Inwendig schud ik mijn hoofd; acht uur in de trein voor een uurtje museum…


De man grinnikt: ‘Hoe verder ik kan reizen op kosten van de NS, hoe liever.’
Ik grinnik mee en vraag nieuwsgierig: ‘En waar gaat de volgende reis naartoe?’
‘Harlingen,’ antwoordt hij, ‘da’s vijf minuten langer dan naar Heerlen. Je moet daarvoor namelijk helemaal om het IJsselmeer heen. Mijn zwager is jarig en die woont daar. Daar moet ik wel even op bezoek. Maar eerst wel een tussenstop in Franeker voor het planetarium van Eise Eisinga. Daar ben ik al een tijd niet geweest.’


‘U gaat dus acht uur in de trein zitten voor de verjaardag van uw zwager?’ vraag ik verbaasd, ‘dan moet u hem wel bijzonder aardig vinden.’
De man grinnikt weer: ‘Oh dat is hij zeker, maar mijn vrouw komt ook na haar werk, het is tenslotte haar broer. Zij komt met de auto en met haar rij ik terug. Het is maar een half uurtje over de Afsluitdijk. Ik ben toch niet gek!’

zaterdag 16 december 2023

Kerstcadeau


‘En wat wil je hebben voor kerst?’
Ik kijk kleine Guus vragend aan. Hij zet zijn denkgezichtje op en maakt een zoenmondje en er komen rimpeltjes op zijn voorhoofd. Ik grinnik inwendig, moeilijk hoor, zo’n vraag.

 

Guus is logeren. Zijn vader en moeder hebben werkverplichtingen en opa en oma zijn dichtbij. Gelukkig vindt hij het helemaal niet erg. Hij logeert hier wel vaker en voelt zich thuis bij ons. Lekker verwend worden, knutselen met oma, stoeien met opa en natuurlijk lekker in bad. Dat heeft hij thuis niet.

 

‘Een doosje LEGO?’ probeert oma.
‘Of een raceauto?’ vraag ik.
‘Een leuk spelletje misschien?’ Mijn vrouw kijkt hem vragend aan.
Guus doet zijn armen over elkaar en schudt zijn hoofd.
‘Ik weet nog wel een leuk voorleesboek: Gewoon Guus, ken je dat,’ grap ik, ‘dat gaat over een jongetje net als jij.’
‘Dat heb ik al!’ antwoordt hij. Hij kijkt me aan met zo’n blik van dat-weet-je-toch wel.
Altijd als hij bij ons is, lees ik hem een verhaaltje voor uit dat boek. Hij vindt het prachtig. Allemaal herkenbare situaties waarin een jongetje met zijn naam de hoofdpersoon is. En zelfs de tekeningen van het ventje doen wel heel erg aan hem denken.
‘Een leuke puzzel dan van Nijntje?’ Mijn vrouw geeft het niet op.
‘Nijntje is stom, da’s voor baby’s!’ Guus schudt zijn hoofd. Wat een domheid allemaal schijnt hij te denken.
‘Een speelgoedgeweer dan?’ opper ik. Maar meteen krijg ik een stomp en een boos gezicht van mijn vrouw.
Guus schudt van nee, hij loopt naar het raam en kijkt naar buiten. Daar branden de eerste lichtjes al, die aangeven dat het bijna kerst is.
En dan beginnen zijn ogen te glanzen als kerstballen.
‘Ik weet het!’ roept hij. We kijken hem vol verwachting aan.
‘Een kerstboom! Ik wil een echte kerstboom!’

vrijdag 8 december 2023

Spoedgeval

‘Ze had een spoedgeval, dus…’

De wachtkamer bij de huisarts is inderdaad erg vol. Gelukkig niet alleen met patiƫnten van mijn eigen huisarts, maar toch. Ik neem plaats. Tegenover me knikt een wat oudere vrouw me

vriendelijk toe.

‘Ze is nogal uitgelopen,’ vertrouwd ze me toe, ‘er was een spoedgeval.’

Ik knik.

‘Maar het is altijd zo druk, zegt ze samenzweerderig, ‘het lijkt wel of de mensen sneller ziek

zijn na corona. Ze moeten niet zo snel naar de dokter gaan met van alles en nog wat. Zo komen mensen die echt wat hebben nooit aan de beurt.’


‘Meneer de Vries?’ Mijn huisarts kijkt de wachtkamer in; een jonge man staat op en loopt met haar mee.

‘Sommige mensen komen hier alleen maar met een pijntje. Maar daar is de huisarts niet voor. Daarvoor kun je naar het Kruidvat. Je begrijpt gewoon niet dat mensen dat niet begrijpen, maar dat begrijpt u wel.’ Ja, dat begrijp ik wel. Ik kan nog net een zucht onderdrukken.

Ze gaat verder met haar relaas over de aftakeling van de gezondheidszorg. Ik knik en schud maar een beetje braaf mee. Gelukkig zit er vaart in de consulten.

‘…maar gisteravond deed het zo’n pijn. Ik zei tegen Henk, da’s mijn man, ik zeg Henk, zeg ik, ik heb zo’n last van mijn elleboog. Elke keer als ik hem stoot gaat er een schok door me heen. En toen zei die: weet jij wat jij moet doen? Nee, zei ik. Je moet er mee naar de dokter gaan, zei die. Maar ja, zei ik…’ 

Ze ratelt nog even door tot de deur weer opengaat.

‘Mevrouw Pennings?’ 

‘… en ook bij mijn heup…’

‘Mevrouw Pennings?’ 

‘…zit zo’n plek die…’

‘Mevrouw Pennings?’ 

Mijn huisarts is de wachtkamer ingelopen en blijft tegenover mijn overbuurvrouw staan.

‘Ik heb u al drie keer geroepen.’

Mevrouw Pennings staat op en kijkt mij beschuldigend aan en wijst:

‘Dat komt omdat die meneer me aan de praat hield, ik kwam er niet vanaf.’ ‘Nee sommige mensen weten van geen ophouden, gaat u mee?’

Ik kijk de huisarts onthutst aan, maar die knipoogt: ‘Je bent snel aan de beurt!’