zaterdag 19 februari 2022

Liefde

Daar komt ze de trap af. In mijn oude, geruite, flanellen pyjama. Veel te groot, het jasje slonzig half in de broek gestopt, de grote glimmende knopen hangend aan een zijden draadje. Haar haren pieken als een mislukte suikerspin alle kanten op en hoewel het al later is, staan haar onopgemaakte ogen op half zeven. Ik haal diep adem. Ik hoop dat ik het goed uit mijn hoofd heb geleerd. Daar gaat ie dan:

‘Je bent geboren uit zonnegloren
en een zucht van de ziedende zee,
die omhoog is gestegen op wieken van regen,
gedwongen door wanhoop en wee.’

Ze kijkt me verbaasd aan en gaat op de trap zitten. Ik put daar extra moed uit en ga verder met Jacques Perks aangepaste gedicht:

‘Je pyjama doorweven met parels, die beven,
Als dauw aan de roos, die ontlook,
Wanneer mijn bruidje zich baadt en voor ‘t schuchter gelaat
Een waaier van vlammen ontplook.
Jouw lichtende haren befloersen de baren
Mijn tranen lachen tevree.
Met een lach in ‘t oog, uit mijn hartje omhoog,
Buig ik ten kus naar benee.’ 

Ik buig naar beneden om haar te kussen, maar ze gaat staan en kijkt me hoofdschuddend aan.
‘Wat wil je nu eigenlijk zeggen,’ klinkt het wat schor.
‘Ik… uh… ik wou…uh…’ Ik ben even van mijn à propos.
‘Nou? Wat wou je nou zeggen?’ vraagt ze nog een keer.
‘Gewoon. Ik wou zeggen dat… uh… gewoon, dat ik… dat ik van je hou!’
Pfff, het is eruit.

Ze tilt met haar vinger mijn kin op.
‘Zeg dat dan!’
'Huh?’
‘Zeg dat dan. Toe maar, je kunt het!’
Nog steeds wat uit het lood antwoord ik:
‘Ik hou van jou!’

Ze knikt en stapt de laatste trede van de trap af.
‘Kijk, je kunt het wel. Zo moeilijk is het niet!’
Al krabbend aan haar achterste loopt ze naar de keuken.
’Is er al koffie?’ klinkt er nog.


maandag 14 februari 2022

Valentijnsdag

‘Kijk eens wat er net is bezorgd.’ Mijn vrouw komt de kamer in met een grote bos bloemen. ‘Mooi
hè?’
Ik knik. ‘Prachtig.’
‘Precies mijn smaak, deze kleurcombinatie en niet zo stijf. Echt prachtig!’

Ik gniffel inwendig. Ik heb niet zoveel gevoel voor dit soort zaken, maar het meisje van de
bloemenzaak blijkbaar wel.

‘Maar er zit helemaal niks bij. Alleen een kaartje met mijn naam. Geen afzender.’
‘Da’s vreemd.’ Ik ga nog maar even mee in haar verwondering.
‘Even denken hoor, wie zou mij nou zo’n mooie bos kunnen sturen?’ Ik zie haar denken.
‘Misschien een stille aanbidder?’ zeg ik met een beetje flauwe ondertoon.
‘Doe niet zo raar!’
‘Waarom niet? Als zelfs de buurvrouw van nummer 27 er een minnaar op kan na houden…’
‘Ja, zo kan ie wel weer.’

Ik besluit maar een hint te geven.
‘Maar… uh… wat is het vandaag voor een dag?’
‘Maandag.’
‘Ja, dat klopt, maar wat voor bijzondere dag?’
‘Bedoel je Valentijnsdag?’
‘Precies, ik denk dat er een bewonderaar rondloopt.’
‘Ach nee!’ Maar ik zie haar denken.

‘Misschien iemand op je werk?’ Nog even lekker het vuurtje opstoken. ‘Of van je cursus..’
Ze glimlacht even. ‘Het zal toch niet van… ik weet het niet!’

Het moet er nu maar uit. Het heeft lang genoeg geduurd.
‘Ik wel hoor!’
Ze lijkt me niet te horen.
‘Ik wel hoor,’ zeg ik nog een keer.
Ze lijkt wakker te schrikken. ‘Wie dan?’
Ik zeg niks, maar wijs naar mezelf.

Ze kijkt me met grote ogen aan. Lijkt met stomheid geslagen. Dan schudt ze haar hoofd, loopt naar
de gang en trekt haar jas aan. Nu ben ik het die verbouwereerd is.

‘Wat ga je doen?’
‘Ik ga even naar mijn moeder.’
‘Hoezo?’
‘Als jij denkt dat ik daar intrap, heb je het mis! Wat een misselijke streek. Net doen of die bos van jou
komt. Bah!’
En met een knal trek ze de deur achter zich dicht.